Focus
Poëzie is dope
door Samuel Vriezen
Op het eerste gezicht lijkt Lil (zucht), de nieuwe bundel van Astrid Lampe, terughoudender dan de vorige bundels. Waar in Park Slope en in Spuit je ralkleur de gedichten in de typografie de meest uiteenlopende wilde vormen konden aannemen, lijkt Lil (zucht) bij doorbladeren zowaar bijna op een dichtbundel met bijna normale gedichten erin.
Relatief gesproken dan, want ook Lil (zucht) bevat op elke pagina wel ergens een onverwachte dikgedrukte letter, cursief woord, afwijkend font of andere gekke ingreep. Maar het zijn relatief kleine afwijkingen in een paginabeeld met overwegend netjes onder elkaar staande dichtregels. Geen schreeuwerige koeieletters op bijna lege pagina's; de typografische gekkigheid is over het algemeen subtieler, meer als een eruithangend, niet netjes afgeregen ‘dr~~~~~aa~~~~~~~/dje~’. De regels hebben de afmeting van dichtregels; er staan weinig sta-in-de-weg prozablokken tussen, ze hebben soms zelfs de metriek van versjes. En, o schok, er duikt zelfs overal rijm op!
Is Lampe oud en der dagen zat aan het worden en terug aan het komen op haar wilde jeugd? In geen geval! Lil (zucht) is een van de meest explosieve bundels van de laatste jaren. Met explosief bedoel ik tegelijk exuberant en gewelddadig. Deze poëzie is opwindend, irritant, hilarisch en smakeloos. Mooi en lelijk, verheven en terroristisch ineen. De gedichten bestaan uit flarden tekst in een vaak behoorlijk babbelerig parlando (‘dit netwerk neemt je spontaan op// wil je nog mee/ ik wacht een ons/ wat blaf je nou/ een ons/ een ons/ waar was ik// o ja / spontaan/ [...]’).
Er zitten zelfs ‘Live Talk’-gedichten bij, radiogeklets: ‘ff heel praktisch/ (lach van je smoel!) / of het haar zelf bevrediging schonk / (mooi in de microfoon praten)’.
Met overal verwijzingen en citaten: ‘verzin een list tom poes!’, ‘u hebt een grote hoeveelheid tekst op het klembord geplaatst’.
Veel van deze flarden komen steeds weer terug in verschillende gedichten, letterlijk of gefragmenteerd. Fragmenten staan vaak in veel soorten associatieve verbanden. ‘Wat blaf je nou’ is verbonden met het brein dat een ‘keffertje’ genoemd wordt, maar ook met een ‘blaffer’, een pistool in het Wilde Westen, die gevaarlijke poëzie afschiet: ‘je blaffer met een paar pakkende citaten van je heldendichter laden...’
Lampe lijkt een grote associatieve verzameling van taalfragmenten te hebben genomen en daaruit per gedicht steeds andere scènetjes te hebben samengesteld, waarin de fragmenten telkens nieuwe verbanden aangaan.
Als in geen eerdere bundel toont Lampe zich ervan bewust dat schrijven altijd een politieke en vaak zelfs gewelddadige handeling is. Tot de motieven behoort allerhande schrijfgerei, van ‘fijnschrijvers’ (waar je natuurlijk de dingen mooier mee kunt maken dan ze zijn) tot verheven vulpennen die gaan ‘lekken in een te hoge vlucht’ (waarschijnlijk lekken ze prachtige ambachtelijke sonnetten).
Maar er zijn ook schizofrene computer-schrijfmiddelen waarmee je tekst kunt knippen en plakken zoals Lampe lijkt te hebben gedaan in de bundel, ‘je kan dit tekstblok ook spelen’.
Die schone, diepe poëzie is misschien eigenlijk een middel van onderdrukking zijn, suggereert het gedicht ‘Poëzie’: ‘als geen ander kon zij / zo had hij haar verzekerd/ mooi en diep lijden aan dit leven/ (het leek op biechten)... “gelijk een roos” [...] diep en mooi! blafte hij / leer lijden aan dit leven’. Daar tegenover: ‘tot je buitengemeen lelijk copy/paste// knalt in het slotakkoord// niks punt!’
Dat dikke ‘knalt’ wijst weer op een andere belangrijke lijn in de bundel: overal vallen bommen (talige bommen ook: ‘bom duiten’, ‘bomt het!’), wordt geschoten, wapens verhandeld, lopen kolonels en korporaals rond. En daartegenover staan flinke doses liefde en seks. En wordt er vertaald. En uitgehuwelijkt. Natuurlyriek (‘heel fysiek’) bedreven. En nog veel meer.
Het politieke aspect richt zich op eerbiedwaardige instituten zoals tempels, schone sonnetten, het leger enzovoort. In de eerste plaats verrastte me dat: ik dacht niet dat Lampe, die toch al flink wat buitengewoon vrij werk heeft gemaakt, nog zoveel last van die instituten zou hebben. Maar er wordt in de bundel niet zo ondubbelzinnig stelling genomen. Ook de meest traditionele poëzie kan bevredigen - in een verwijzing naar Homerus ‘roze-vingert’ de zon; de onderdrukkende regels van de schone poëzie kunnen ook tegen zichzelf gekeerd worden (als het rijm té nadrukkelijk en opdringerig wordt, bijvoorbeeld). Zelfs het geweld kan onderdrukken, maar ook het met alle geweld vermijden van geweld kan onderdrukken, want evengoed kan geweld bevrijden: ‘keer op keer/ in bloei temeer/ zo'n ongerijmd/ rep.teergeweer// de vaak zo hardop beleden fundamentele hekel aan terreur/ koestert zij heimelijk// (...aan de terreur van de treurwilg/ hoe Wilg die gebukt gaat)’.
Want moeten we echt ‘na de Wild West het grote boze buiten buiten sluiten’? Voor wie Lampe leest wordt zulke uitsluiting onmogelijk. Die ‘wil in het gedicht blijven’ met alle verheven lelijkheid vandien, want ‘poëzie is dope’ (en doop). Een geweldige bundel.
Astrid Lampe
Lil (zucht)
Querido
64 pagina's, €17,95