Elektronische poëzie
column
Hard draaien met je muis
Literatuurwetenschapper en recensent Yra van Dijk verblijft dit jaar aan de University of California om zich te verdiepen in het opkomende genre van de elektronische literatuur.
Waarom zou je een gedicht willen laten bewegen? En waarom zou je er beeld aan willen toevoegen of geluid? Is de spanning van de zwarte woorden, gerangschikt in het wit, niet genoeg om over te brengen wat je te zeggen hebt? En verliezen de woorden hun kracht niet juist met al dat digitale gegoochel?
Sceptici zijn er genoeg over deze ‘elektronische poëzie’, poëzie die bedoeld is om op de computer te lezen. Aan de andere kant van het spectrum zijn er veel idolaten - zij menen dat elektronische gedichten alles doen waar poëzie al minstens een eeuw naartoe op weg was - het in elkaar over laten vloeien van vorm en inhoud vooral. Dit is waar Paul van Ostaijen en Apollinaire van droomden, vinden de bewonderaars. Je kan de woorden nu immers echt over het scherm laten stromen in een vers dat ‘Het regent’ heet, of een paukenslag daadwerkelijk laten horen in je gedicht.
Om een middenweg te bewandelen tussen deze twee posities en om elektronische poëzie recht te doen, moeten we het als een heel nieuw genre zien, waarin nieuwe dingen kunnen. Dus probeer, voor de duur van dit stuk, uw idee van een gedicht los te laten, en probeer vooral ook verder te lezen achter een computer met internet, zodat u de voorbeelden kunt bekijken.
Elektronische poëzie wordt ‘uitgevoerd’: in plaats van statisch op de pagina te staan speelt het zich af in de tijd. Net als vroeger eigenlijk, toen gedichten werden voorgedragen. Dat temporele maakt dat letters op het scherm kunnen verschijnen en verdwijnen, en dat doen ze dan ook vaak in digitale gedichten, die daardoor vaak over vormen van verdwijnen gaan.
Neem Tonnus Oosterhoff, wiens belangstelling voor afasie en voor andere vormen van cognitieve ‘gaten’ in het menselijk bewustzijn zich uit in zijn elektronische werk. De fragmentatie en het tempo van de spraak van de bejaarde Theo Tukker in het gedicht ‘Wat moet ik ervan zeggen’ zou zich niet op papier laten uitdrukken. Hier is het dus inderdaad het samengaan van vorm en inhoud waardoor het werk overtuigt.
Of David Knoebels werk ‘Heart Pole’, waarin herinneringen zo zijn beschreven dat je er als lezer haast niet ‘bij’ kan.
Je leest nog net de Proustiaanse opening, ‘I remember a dimly lit bedroom’, voor de tekst weer uit beeld draait, waarna je heel hard moet proberen met je muis om de tekst zo te draaien tot hij weer leesbaar is. Het effect is de frustratie die hoort bij halve herinneringen die weer wegglippen uit je bereik.
Wat elektronische poëzie kan, is het vlietende en gefragmenteerde
Werk van Rozalie Hirs
uitdrukken van alle gedachten waaruit onze identiteit bestaat. Zoals Rozalie Hirs laat zien in het mooie bewegende gedicht ‘stamboom’, worden wij van jongs af aan gevormd door de verhalen die rond ons zweven - verhalen waarvan we maar een fractie opvangen, begrijpen en onthouden. Juist die flarden laten zich uitbeelden op een scherm.
Yra van Dijk
Links:
David Knoebel: home.ptd.net/~clkpoet/htpl/index.html.
Rozalie Hirs: www.rozalie.com/2B_multipoetry.html
Tonnus Oosterhoff: www.tonnusoosterhoff.nl