het huis uit de tuin in springt’).
Dat het niet altijd gemakkelijk is om plaats te ruimen voor de werkelijkheid, verwoordt K. Michel mooi door te beschrijven hoe een circusgezelschap zich opmaakt om te vertrekken: ‘het stormde tot de morgen,/ donder rolde, regen knetterde./ Wij hielden stand, wij liggen plat./ Koortsige dromen over gazons,/ kabouters in de voorsteden.’
Of neem ‘Tempo tempi’, waarin de dichter beschrijft hoe moeizaam hij de beleving van een recital van klassieke wiegeliederen kan loslaten: ‘De uitvoering duurde een klein uur/ dat wil zeggen in mijn universum want/ de vijgenboom draaide zijn eigen ringen/ de kraakstoelen volgden een allegro tempo/ en de baby's waren elders, bewogen zich/ door een Melkweg zonder en toen en toen// Nu ik dit noteer, ver voorbij twaalven/ het hele huis ligt allang op één oor, voel ik/ nog steeds dat ik wakker moet worden’.
Het meest compact en eenvoudig en net daardoor treffend wordt het verlangen naar de droom in een slaapliedje verwoord: ‘als de mensen slapen chrisje/ zijn ze van bomenhout/ klop zachtjes tik/ tok op de zijkant// en als het toeval wil/ doet iemand het donker open/ kun je door het bos/ van de dromen lopen’.
Eén van de sterkste gedichten in deze bundel is ‘Voorbij de schaal van beaufort’. Het is vintage Michel, omdat het de beweeglijkheid van het hier en nu van de werkelijkheid laat zien en er nog een dimensie aan toevoegt: iets dat namelijk groter wordt dan we met ons realistisch voorstellingsvermogen kunnen vatten. Voor elke gradatie van de windkracht noteert hij kort wat er gebeurt, tot hij bij windkracht dertien uitkomt:
een gigantisch zwart ei door de graslanden rolt
over de dorpen en verkeerspleinen
een ei dat walst en nog stuitert
door de heuvels over de voorsteden onder de sterren
- zachtjes krakend - maar nooit zelf breekt
omdat het zo niets is als ergens maar kan zijn
zo niets als het gegaap van het heelal
maar slaap kan worden - dag zusje
In ‘Ontmoetingen’ somt hij een reeks voorbeelden op, telkens voorafgegaan door een opsommingsteken, zoals ‘stoot je met je blote voet tegen de drempel dan roept je mond “au”’, om te besluiten met ‘ik weet zeker dat je mij nu kunt horen’. K. Michel legt allerlei verbanden bloot, zoals de titel van het gedicht aangeeft, het ene al raker dan het ander. En hij wil ook de lezer raken, contact met hem krijgen.
‘Ah (een douchelied)’ is een gedicht dat mooi verklankt hoe het er onder de douche aan toe gaat. Het plezier spat van deze associaties af, als ging het om een orgasme: ‘& jij en ik/ zijn allebei/ vloeibaar ah/ aha oh oho/ & einstein niet/ beweerde ook/ bij eb is je eiland groter/ blauw en groen/ in en uit/ geel groen/ enzovoorts’.
Van de semantische spanning tussen taal en betekenis en van zintuiglijk schrijven gesproken: hier wordt het opwindend om door de dichter geraakt te worden. Het is zo over the top dat het een stukje slapstick wordt.
In ‘Daaag’ wil de dichter naar eigen zeggen over het hiernamaals nadenken, maar hij slaagt er niet in om iets substantieels te zeggen. En hij besluit dan ook met het beeld van een surrealistische signalisatie, niet toevallig in België: ‘ten leste moet me van het hart/ dat het hele begrip me nog het meest/ doet denken aan een verkeersbord/ (op een kruising bij Han-sur-Lesse)/ met twee forse bazige pijlen/ onder die naar links/ staat toutes directions/ onder die naar rechts wijst/ autres directions’.
Een dichter die zo graag met betekenisverschuivingen speelt en toont hoe hij in zijn gedachten dwaalt, maakt natuurlijk iets speels van zijn verwijzingen naar onze samenleving: in ‘Vlinderverhuizing’ legt hij de gevolgen van de klimaatverandering aan zijn poes uit, in een ander gedicht noteert hij ‘laissez faire als de hemel/ valt zien we allemaal blauw’.
In het gedicht ‘Welkom vreemde-
Worstelen met de plooien van de tent
Geen sardine, geen korenaren,
om het einde te vieren van de winter
hadden we eerder die avond
Maar de lucht kraakte nog
en er lag sneeuw in de schaduwpartijen.
Bont gezelschap, groot inloopfeest
en een optocht met een staart die groeide.
Een draak van een verhaal.
waren wij de enigen zonder stoel.
We liepen naar buiten de nacht in
om een & in de sneeuw te pissen.
Ergens hoog links boven ons
trokken ganzen luid gakkend over.
En de sterren waren schelpjes
op de rug van een enorme droomslome walvis.
Die even voor je wakker schrikt is ingezakt