Ter plaatse
Stralende zon
door Janita Monna
Foto's: Wim Smeets
Wat: De Dag van de Poëzie
Waar: Landgraaf
Wanneer: zondag 25 april 2010
Het is misschien wel het zuidelijkste poëziefestival van Nederland, gehouden in het uiterste puntje van Limburg: de Dag van de Poëzie in Landgraaf. Vanaf station Heerlen nog zo'n twintig minuten per bus. Halte ‘snow world’.
Deze zondag is het buiten 22 graden. Een kleine wandeling door de Limburgse heuvels brengt je naar Landgoed De Overste Hof, waar de Dag van de Poëzie wordt gehouden. ‘Ik hoor die glooiende heuvels terug in de Limburgse taal,’ zal Tsjêbbe Hettinga later op de middag zeggen. Niet de minste dichters staan er op het programma: F. Starik, Tonnus Oosterhoff, Joke van Leeuwen, Anneke Brassinga, Leonard Nolens.
De Dag van de Poëzie werd voor het eerst georganiseerd in 1994, op initiatief van Jo Peters, uitgever van de beroemde Herik-reeks: bibliofiele bundels waarin dichters en beeldend kunstenaars samenwerkten. Peters overleed in 2001, de Stichting Poëziefestival Landgraaf zette het festival voort en initieerde andere activiteiten zoals een poëzieslam, een jeugdfestival en een programma op Gedichtendag. De naam van Jo Peters is een avond eerder herdacht, bij de uitreiking van de Jo Peters Poëzie Prijs (voor dichters met maximaal twee bundels) aan Ester Naomi Perquin.
Landgoed De Overste Hof is een tot hotel omgebouwde boerenhoeve, omgeven door bomen, gras en vijvers. Op de binnenplaats met zon, voldoende schaduw en een kabbelende fontein drinken dichters in afwachting van het programma koffie of bier.
Dat het programma vervolgens in een donkere zaal plaatsvindt, is even wennen. Er mag dan een buizenstellage op het podium staan die iets weg heeft van een stralende zon, in de zaal is het kil en de gordijnen laten geen streep licht door.
Bij aanvang zitten er zo'n veertig mensen in de zaal. Het goed gecoiffeerde, oudere publiek kan een lach niet onderdrukken als Rien Vroegindeweij zijn gedicht ‘Moderne architectuur’ voordraagt, over de Kunsthal in Rotterdam: ‘De kans dat je er als invalide uitkomt/ is vele malen groter dan dat je er als invalide inkomt.’
Als F. Starik vervolgens probeert de toehoorders in beweging te krijgen met ironische grappen over het systeemplafond en een dansje ‘in embryonale fase’, krijgt hij wat zuinige reacties. Hier en daar knikkebolt een bezoeker, regelmatig schuifelt iemand de zaal uit om in de warme zon een sigaretje te roken.
‘Je ziet eigenlijk steeds dezelfde mensen bij de poëzieactiviteiten hier in de regio,’ vertelt een van de bezoekers.