Focus
Poëzie om je vrouw voor wakker te maken
door Edwin Fagel
Zelden krijg ik tijdens het lezen van een dichtbundel de neiging de gedichten luid door de stiltecoupé te laten klinken. Of de gedichten over te tikken en rond te sturen naar iedereen in mijn adresboek. Of mijn slapende vrouw wakker te maken om haar deelgenoot te maken van een aantal gedichten die ik zojuist las. En zelden denk ik bij vrijwel elk gedicht uit een bundel: Kan dat allemaal zomaar? - om vervolgens te zien dat het (waarom niet?) inderdaad allemaal zomaar kan.
Bij weinig bundels ben ik er bij vrijwel elk gedicht van overtuigd dat ik het zelf precies zo geschreven zou hebben - als ik dat had gekund. Maar eens in de zoveel tijd verschijnt er zo'n bundel. Zo'n bundel waar ik in lees, en die ik direct na het wegleggen weer oppak om het nog eens over te lezen, en verder te lezen.
De nieuwe bundel van Wouter Godijn is zo'n bundel. Wiegeliederen en blaaskikkermuziek is de titel. Een beetje een schreeuwerige titel wat mij betreft (het zullen de blaaskikkers zijn die op mij dat effect hebben). Een titel die bij mij de nodige argwaan opriep, net als de wat gezwollen flaptekst. Maar al bij vluchtig bladeren liet ik mijn reserves varen. De gedichten zijn helder, speels, direct, grappig, diepzinnig en noem zo nog eens iets. Lees bijvoorbeeld eens ‘Het land van de dode dieren’:
Na lange, gevaarlijke reizen
waarover ik in mijn andere gedichten al veel heb verteld
bereikte ik het land van de dode dieren
en zonder te rusten begon ik te troosten
en dit ging - bijvoorbeeld - als volgt:
‘Ach arm dood paard, worst
in wording met je gebroken
droevige glazen oog slaap nu maar
zacht... sujasuja.... zoenzoemzoen
Het gaat roze regenen... hammahammaham.
Het gaat roze regenen... hammahammaham.’
Een andere keer vertel ik meer
over mijn belevenissen in het land van de dode dieren.
(p. 17)
Een dergelijk gedicht lijkt in één keer, in een ietwat melige bui, opgeschreven. Misschien is dat ook het geval geweest, ik weet het niet. Het gedicht is in ieder geval verrassend trefzeker, in bijvoorbeeld de naargeestige geestigheid van het tafereel. Het vertelperspectief is ook fraai gekozen: het varieert op de klassieke verteltechniek van de reizende dichter, waarmee de vondst van het land van de dode dieren des te sterker tot zijn recht komt.
De toon is in de hele bundel doorgaans monter. Daardoor lijkt Wiegeliederen en blaaskikkermuziek veel lichter dan Godijns donkere vorige bundel, De zieken breken. Maar om dit nu een vrolijke bundel te noemen...
Het lijkt eerder alsof met alle macht wordt geprobeerd vrolijk te zijn. De vrolijkheid doet geforceerd aan en daardoor krijgen sommige gedichten ook iets grimmigs. De compromisloze, haast gewelddadige directheid van veel regels heeft daar ook mee te maken.
Opvallend is ook de vrijheid die Godijn zich veroorlooft. Hij denkt bijvoorbeeld in het gedicht na of hij wel het juiste woord heeft gebruikt, en spreekt zichzelf bestraffend toe als dit niet het geval blijkt te zijn (‘(ik vraag me trouwens af waarom// de dichter het nodig vindt te vermelden dat de borden rond waren)’).
Hij maakt zijn eigen woorden: de mooiste vind ik ‘intiemend’ als omschrijving van het vallen van regendruppels, maar er zijn meer memorabele nieuwvormingen. Vaak wordt er geroepen, worden woorden heel na-druk-ke-lijk uitgesproken, of worden er klanken nagebootst.
Bij mindere dichters zijn dit al snel flauwe effecten, maar bij Godijn is dat nergens het geval, integendeel. Het ‘rrrrrrrr... rrrrrrrrr...’ als er wordt gesproken van het seksueel opgewonden raken van het met de voeten betasten van een koeienstaart is bijvoorbeeld heel geestig, als ook het (licht onaangename) gelach om de schutting van de buurman, waarvan je vanzelf ook gaat lachen:
en vooral in de domme blotebillengezichtjes
van de domme schroeven in de domme schutting
die mijn - hahaha - buurman om zijn hahaha...!
hahaha...!... om zijn hahaha...!... oliedomme, parmantige
En je moet het maar durven, om het dichterschap zó te relativeren als Godijn doet in ‘Hoewel’. In dit gedicht benadrukt de ‘ik’ het belang van zijn eigen gedichten zo nadrukkelijk, dat dit belang hiermee op een grappige manier in het belachelijke wordt getrokken. Het gedicht wordt afgesloten met: ‘Zo. Dat is eruit. En dan nu de aardappelen’. Waarmee ook meteen is geïllustreerd dat deze bundel vol staat met wat je ‘babbelende’ gedichten zou kunnen noemen - maar wonderlijk genoeg blijven de regels to the point.
Godijn laat met deze bundel zien hoe leuk poëzie ook is, of kan zijn, zonder dat de poëzie daarmee aan ernst en zegeinnskracht inboet. Wiegeliederen en blaaskikkermuziek is zodoende een aanrader. Niet alleen voor u, geïnteresseerde poëzielezer. Maar ook voor uw medepassagiers. En voor uw vrienden. En voor uw geliefde. Want dit is nu eens echt een bundel die iedereen gelezen zou moeten hebben.
Wouter Godijn
Wiegeliederen en blaaskikkermuziek Uitgeverij Contact, 2010
48 pagina's, €18,95