fiets van Leiden naar Den Haag en zie in Voorburg de hefbrug over de Vliet al zakken terwijl er nog een schip onder die brug door vaart. Natuurlijk wist de brugwachter wat hij deed, maar ik vond het een angstig gezicht en zag het als beeld van een ontijdige dood. In het gedicht schrijf ik: “Ik vind het geen beeld ergens van, maar een alledaags tafereel”. Niks aan de hand, er vaart een schip voorbij. Maar het feit alleen al dat ik dat zeg, betekent dat ik er wel degelijk veel meer in zie. En dat is met die weegbree ook het geval: zo'n beeld heeft een zodanige symbolische kracht, dat je het niet kunt zien als een plantje dat nu eenmaal graag bij ruïnes en naast asfalt groeit, maar dat je het ziet als beeld, bijvoorbeeld, van levenskracht die overwint, of van dat je altijd wel weer boven water komt. Of als beeld van een klootzak die altijd weer op de meeste onverwachte plaatsen zijn kop opsteekt.’
‘Ja god, er zijn maar twee dingen in liet leven echt belangrijk’
Maar zonder die hinderlijke reflectie ontstaat er geen dichtbundel.
‘Dat zou best eens kunnen. Maar dat is ook niet zo belangrijk. Het is een paradox: als je bijna mystiek in de dingen opgaat, dan ervaar je niks bewust en kun je inderdaad niets schrijven. Het wringt. Wat ik zoek, is de ervaring die je met hardlopen kunt hebben, en die ik beschreef in mijn hardloopgedichten. Een soort jezelf leegmaken, voorbij je bewustzijn lopen. Dan gaat het denken helemaal weg. Helaas werkt mijn linkerbeen niet zo goed meer en kan ik niet meer hardlopen. Maar het is een fantastische ervaring.’
In ‘Naar Schouwen’ ziet u symboliek in een lieveheersbeestje dat meelift op het been van een fietser en opeens foetsie is. U concludeert: ‘Twee dingen doen ertoe/ in Zeeland en daar buiten:/ aangewaaid worden en weg-.’
‘Weer die symboliek, ja. Dat gedicht is ook echt gebeurd. Fietsend over de Zeelandbrug van Colijnsplaat naar Zierikzee bedenk je dan: ja god, er zijn maar twee dingen in het leven echt belangrijk, het begin en het eind. Dat leert ons het lieveheersbeestje. Je probeert toch altijd een waarheid te zien waar je op zijn minst zelf wat aan hebt.’
En: hebt u er wat aan?
‘Alleen al het opschrijven is leuk. In die zin heb ik er wat aan. Het is natuurlijk een heel relativerend gedicht.’
Zoals heel uw oeuvre?
‘Dat relativerende, die zelfironie, dat zit natuurlijk in veel van mijn gedichten. Het is een uitdrukking van mezelf. Ik verzet me trouwens altijd tegen mensen die denken dat ironie een stíjlmiddel is. Alsof je kunt zeggen: laat ik nu eens ironisch zijn. Maar het is een levenshouding, een geestesgesteldheid, hoe iemand is. Zoals de ironie van Reve ook Reve zelf was. Een ironicus kan niet anders. Ironie is niet flauw: het is mijn ware ik. Daar zit geen laagje meer onder.’
In ‘Komt goed uit’ beschrijft u een burgerlijke wijk waar precies alles op zijn plek valt. Ik moest bij dit gedicht denken aan de ‘beste van alle mogelijke werelden’, waar Voltaire in Candide de spot mee drijft.
‘Die beschaduwde lanen, daar kun je met een beetje goede wil mijn straat in zien. Een soort deftige, burgerlijke wijk. En dan kan het geluk niet op - ironisch genoeg - want dan kom je ook nog verchroomde wieldoppen tegen, die allemaal verschillend zijn. Die wil je niet graag missen. Er zit een hoop verveling in het gedicht. En verlangen naar groots en meeslepend leven.’
Iets anders. U schrijft hippe sms-gedichten in deze bundel.
‘Ik heb nog nooit een sms-je verstuurd. Ik heb ook nooit een mobiel willen hebben. Ik snap het voordeel heel goed hoor, maar onbereikbaar zijn vind ik een grotere luxe dan te worden geregeerd door zo'n ding. Die sms-gedichten schreef ik op verzoek van Sofie Cerutti, die nrc.next-lezers sms-gedichten liet insturen. Later vroeg ze echte dichters er ook een te schrijven. Ik zei: ja god, ik heb geen mobieltje. Maar je bleek ze ook op je pc te kunnen schrijven, met een matrix waarbij de regel afbreekt na negentien of twintig tekens, en met maximaal honderd zestig tekens totaal. Zo heb ik een beetje zitten klooien met gedichten die ik al had, tot ik ze tot een kwart had teruggebracht. Eigenlijk heeft het niks met poëzie te maken. Het is niet als met het kwatrijn: dat ontleent zijn regels aan de poëzie, maar het sms-gedicht enkel aan telkunst. Ach, voor een dichter is ieder keurslijf leuk.’
‘Ouderen zijn het gelukkigst’, is de stelling. Dat klinkt bijna triomfantelijk.
‘Dat was de kop boven een krantenbericht dat ik heb uitgeknipt. Ik dacht: laat ik dat, nu ik ben gepensioneerd, maar als titel van de bundel gebruiken. Of het klopt, wie zal het zeggen? Maar als ik het opschrijf wordt het misschien een beetje waar.’
‘Voor een dichter is ieder keurslijf leuk’
Heeft u de lessen van Rümke over Entsagung nu extra hard nodig? Of was u vroeger ook al niet zo'n wildebras?
‘Misschien heb ik altijd wel wat ouwelijks gehad. Of nee, laat ik het zo zeggen: ik ben me altijd erg bewust geweest van het feit dat je in het leven niet alles kunt krijgen; dat je zo verstandig moet zijn te aanvaarden dat je ouder wordt; dat dingen soms niet lukken. Ongetwijfeld komt dat besef ook door de lectuur van Bloem, die één van mijn lievelingsdichters is. Of was, want ik vind hem tegenwoordig eigenlijk iets te weinig levenslustig. Van Bloem zou je inderdaad kunnen zeggen dat hij zijn hele leven wat ouwelijk is geweest. Zelfs in zijn jeugd was hij altijd keurig in pak. Zelf ben ik in elk geval fysiek gezien een stuk vitaler en sportiever dan Bloem. Als dichter heb ik wel zo mijn preoccupaties. Dat zijn bijvoorbeeld: verlangen, huwelijk, liefde, de dood. Elke dag denk ik wel even aan de dood. Overigens zonder dat ik er somber van word.’
Bestaan er ook levenstijdperken voor de dichter? Schrijft u nu anders dan vroeger?
‘Vroeger schreef ik veel kwatrijnen. Dat had soms ook met tijdsgebrek te maken. En de laatste tijd schrijf ik, eigenlijk voor het eerst, wat minder realistische gedichten, met soms krankzinnig surrealistische beelden. In mijn jeugd was mijn poëzie meer anekdotisch en meer een spel tussen intellectualisme en gevoel. Ook zijn mijn latere gedichten wat minder parlando. Ik probeer nu meer rekening te houden met ritme en klank, met ritme zeker. Al lukt die muzikaliteit niet altijd. Dat weegbreegedicht: inhoude-