Foto: copyright Uitgeverij Passage
Je studeerde mediakunst aan de Minerva Academie in Groningen. Heeft deze opleiding nog steeds een belangrijke rol in je werk, in of naast je poëzie?
‘Eigenlijk is er in mijn binnenste altijd een innerlijke strijd gaande tussen beeld en woord. En ik moet kiezen. Ik heb de afgelopen twee jaar voornamelijk gewerkt aan teksten, verhalen en gedichten. Wie weet ga ik in de toekomst alles wel combineren, in de vorm van een videoclip of korte film. Maar vooralsnog houd ik me liever bezig met de tekst, de taal - het verhaal. Ik schrijf tegenwoordig ook voor een theater, weer een ander aspect van het verhaal, een andere benadering. En naast toneelteksten schrijf ik ijverig door aan een reeks korte sciencefiction- en fantasyverhalen en een roman.
Naast schrijven moet er natuurlijk verdieping zijn. Verhalen komen niet zomaar, niet altijd. Ik lees veel poëzie, uit alle tijden. Daarnaast lees ik veel “rare verhalen”, leg ik me toe op werken van Joseph Campbell en verdiep me in andere onderzoekers van mythen, sagen, legenden en volkssprookjes. Daar ergens moet de sleutel zijn, denk ik, daar ligt de basis van elk verhaal. De oorsprong maar ook de voortgang ligt er in besloten.’
De stad neemt in je gedichten een voorname plek in, als modern toneel, als schuilplaats voor verdwaalden of als beklemmende omgeving waaraan je zou willen ontsnappen. Verschilt de rol van de stad in Schaduwvechter van die in Straatvluchter?
‘Het blijft de stad, onontkoombaar. In Straatvluchter kwam de strijd tussen stad en natuur, mens versus machine meer naar voren. In ieder geval in thematiek en onderliggende metaforen. In Schaduwvechter is het meer een innerlijke strijd of de wrijving tussen mensen. Ontwrichting. Een demon die verslagen dient te worden. En verslagen wordt. Ach, het draait uiteindelijk allemaal om één ding: de liefde, het leven. Het behoud daarvan.’
De eerste afdeling van je bundel heet ‘Schemer’, de laatste ‘Krieken’: speelt het leven zich voor jou vooral 's nachts af?
‘Er zijn periodes, ja. Tegenwoordig leef ik weer overdag. Het nachtleven kan erg boeiend zijn en bevrijdend werken. Het is een andere dimensie, een wereld met andere afspraken en gebruiken. Maar het is een slopend proces, nachtbraken.
Vandaar ook de afdelingen, “schemer - nacht - krieken”. Van het vallen van de avond naar de nacht, tot het weer licht wordt en een nieuwe dag aanbreekt.’
De duistere kanten, stadse omgeving, agressie en heftige liefde: zie je jezelf als een modern romanticus? Zijn er dichters waaraan je je spiegelt?
‘Een romanticus. Haha! Zo heb ik het nog nooit bekeken, en die beoordeling laat ik liever aan anderen over. Er zijn veel dichters momenteel erg goed bezig, zowel op papier als op het podium, ik heb niet echt iemand waar ik me aan spiegel, we leven in roerige tijden. Ik lees veel poëzie, van klassiek tot modern, uit binnen- en buitenland. Daarnaast lees ik veel korte verhalen en sciencefictionboeken. Toch is er één dichter in het bijzonder die ik erg waardeer, dat is H.H. ter Balkt. Die heeft veel moois gemaakt. Die onderzoekt en diept uit tot er een perfect gegeven overblijft. Daar heb ik heel veel respect voor.’
In het eerste gedicht uit Schaduwvechter zien we de titelheld door zijn schaduw over de straten gejaagd worden. In het slotgedicht van de bundel, ‘Mijn secondant’, raakt de ik-persoon 's nachts slaags met zijn schaduw, waarna hij zich van hem lostrekt en pas bij het aanbreken van de dag weer met hem verenigd raakt. Het gedicht lijkt te eindigen met een afscheid van de schaduw. Interpreteren we te ver door als we hierin een catharsis beschreven zien?
‘Het gaat om verzoening inderdaad, zoals in een klassiek drama: “verzoening met het lot“, een reiniging zou je kunnen stellen. Een verwerking van emoties. Ik heb niet geprobeerd het beeld te camoufleren met woorden, maar heb het