Hier spreekt de wetenschap, we gaan sluiten, vandaag bestaat
als gisteren als morgen. Niemand die hier zonder wapens leeft:
is er nog hoop voor achterblijvers? Met fantasie een losgezongen
toestand, maar ik had niets verzonnen en jij was niet te stuiten,
het gras groener dan groen in de tuinen van het louteringsoord,
het meubilair gevlochten. Bleef de rolverdeling ondermaats, wat
volgt na wat. Vertakkingen, vergroeiingen, ons staatsbezoek dient
ter verzoening. Wat zijn je laatste woorden als de naald uitslaat,
wat zegt een speculant in zo'n geval? Je was een stijlvol gastheer,
een geschikte kandidaat, de ideale aangever? Bij voorkeur binnen
onze regio woonachtig? Een topdag voor toeristen, een beroerd
jaar voor de armen. En toen kwam de zee eraan. We drukken af.
Hoe is het toch gesteld met je gezondheid?
De nacht staat. Deze zomer sloeg je toe, onze meestercoach
één brok emotie. Je koorts, je kapitale fouten. En dat bij díe
temperaturen. Der Exodus hat bereits begonnen, je chemisch
resistente kleding bij de hand, voor gebruik in noodtoestand.
De drijfjacht was het startschot voor een waaier aan vragen:
ben je lid van een vereniging? Is je maag van streek, en wat
maakt je verdrietig? Kun je dat herhalen? Ontevreden met
je handicap? Begint het nu te regenen? Het is niet duidelijk,
wie heeft belang bij deze operatie, jij of de vervoerscentrale.
Loop de straat uit tot het eind, waar we je verwachten, kalm
en koel als een Japanse rotstuin. Of ben je niet nieuwsgierig?
Vreemd, de afgelopen keer was deze plek toch goed verlicht.
[pagina 23]
[p. 23]
Weet je wie er ook dood is?
‘Een hond snuffelde aan zijn benen, toen sloeg hij een hoek om
en het was dat hij uitgleed anders had ik hem verloren.
Hij marcheerde. Schoof tot op hoge leeftijd heen en weer
met verslagen divisies, een hoed of een baret op zijn hoofd.
Dit alles in een keurig handschrift opgetekend. De ideale kopman,
een kind met een gat in zijn knie na de fietsstunt voor zijn vriendjes.
Draagbaar desondanks, makkelijk te verstrooien, al zijn meubels
overdekt met plastic hoezen, dan had hij plotseling na lange tijd
het gras gemaaid, maar slordig - nu zijn ze hiernaast
alweer aan het schreeuwen. Commercieel gezien zat hij in de lift
maar wie de benen neemt verandert in een voetnoot,
een antwoord op een prijsvraag. Soms had hij moeite met gezichten.
En jij die wist wat hij van plan was, maar liever wachtte op verversing,
je bent al precies hetzelfde: nauwelijks land verkend
en geen enkel contact met de inlanders. Hou dat een generatie vol
en men weet niet beter. Een baai en een provincie dragen zijn naam.
Of hij zette zich achter de piano, staarde naar de toetsen
en bleef zo zitten tot onze aandacht compleet was verdwenen.’
Alfred Schaffer (1973) was jarenlang werkzaam in Kaapstad. Zuid-Afrika. Sinds een jaar woont en werkt hij in Amsterdam, Hij debuteerde in 2000 bij uitgeverij Thomas Rap met de bundel Zijn opkomst in de voorstad, genomineerd voor de C. Buddingh'-prijs en bekroond met de Jo Peters Poëzieprijs. Zijn tweede bundel, Dwaalgasten (Thomas Rap 2002), werd genomineerd voor de VSB Poëzieprijs. In 2004 verscheen Geen hand voor ogen (De Bezige Bij), wederom genomineerd voorde VSB Poëzieprijs, en in 2005 de bibliofiele uitgave De muziek die ons toekomt.