Inleiding op het werk
Lak aan grenzen en belemmeringen
De Estlandse dichter Jaan Kaplinski
door Cornelius Hasselblatt
De schrijver en dichter Jaan Kaplinski werd in 1941 in de Estlandse universiteitsstad Tartu geboren. De in 1918 opgerichte republiek Estland was toen net een half jaar bezet geweest door de Sovjet-Unie en ging drie jaar bezetting door de nazi's tegemoet. Vanaf 1944 was het weer de Sovjet-Unie die de dienst uitmaakte. Pas in 1991 lukte het Estland om zijn onafhankelijkheid te herstellen. De vader van Kaplinski was van Pools-joodse afkomst en in 1940 uit het bezette Polen ontsnapt. Maar kort na de geboorte van zijn zoon Jaan verdween hij in de goelag. Jaans Estlandse moeder was oorspronkelijk danseres, later vertaalster uit het Frans en Pools. Misschien was dit een reden voor haar zoon om taalkunde en Frans aan de universiteit van Tartu te gaan studeren.
Na zijn studie werkte Kaplinski aan de universiteit in Tartu, in de botanische tuin in Tallinn en als freelance schrijver. In de jaren 1992-1995 was hij lid van het Estlandse parlement, in 1997 gasthoogleraar in Tampere in Finland en Writer in residence in Wales. Sindsdien woont hij als freelancer op een boerderij in Zuid-Estland waar hij zich beter thuis zegt te voelen dan in de glinsterende neo-kapitalistische postsovjet steden Tallinn en Tartu. Want - aldus een bon mot van de dichter - ‘Ik heb geen thuisland, maar mijn thuis op het land’.
Kaplinski heeft inderdaad in die zin geen vaderland, dat zijn poëzie vanaf de eerste bundel in 1965 opvallend internationaal, kosmopolitisch en universeel is. Meer dan bij anderen staan bij Kaplinski filosofische thema's centraal. Verwijzingen naar de politiek komen weliswaar voor, maar ook hier gaat het in eerste instantie om de filosofische dimensie van bijvoorbeeld vrijheid, niet om concrete, politieke aanklachten. Op die manier heeft de dichter al in de Sovjettijd een intellectuele onafhankelijkheid vertoond die in de jaren daarna alleen maar sterker is geworden. Als er ergens een mainstream is, kun je er zeker van zijn dat Kaplinski de andere kant uitgaat. Hij beklemtoont het individualisme in elke regel zonder zich ermee van de wereld af te sluiten. Integendeel: hij wil wel degelijk meepraten en mengt zich in discussies, want - zoals hij eens in een interview zei - één van de wezenlijke functies van literatuur is dat deze ‘ons het best de innerlijke wereld van andere mensen openbaart, ze bevrijdt ons van solipsisme, van slecht individualisme. Natuurlijk alleen als wij in staat zijn die literaire boodschap op te nemen.’
De literaire boodschap van Jaan Kaplinski is eenvoudig: niet grensoverschrijdend, zoals vaak wordt gezegd, ook niet grensverleggend, zoals een modeterm wil, maar als het ware ‘grensopheffend’. De auteur heeft lak aan grenzen en belemmeringen en staat voor een principiële verruiming van de
Foto: Mart Trummal
horizon. Dit laat de dichter op meerdere manieren blijken.
Ten eerste door het directe thematiseren van deze grenzeloosheid, zoals hij dat in zijn beroemde gedicht over het verschuiven van de oost-westgrens deed. De eerste twee regels hiervan luiden: ‘De oost-westgrens verschuift aldoor, soms oostwaarts, soms westwaarts,/ en zelden weten we echt waar ze op een zeker moment is.’ En het gaat verder met: ‘de grens is wellicht in onszelf, [...] en onze mond weet niet voor welke kant/ hij spreken moet.’ Dit gedicht verwoordt het programma van Kaplinski beter dan menig essay. De auteur wil oude denkpatronen achter zich laten en niets van grenzen weten. Daarmee verbonden is tevens het streven naar een universele harmonie, want ook de grens tussen mens en natuur is immers kunstmatig. Deze universele harmonie vindt Kaplinski in geen enkele religie,