Awater. Jaargang 5
(2006)– [tijdschrift] Awater– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
8-88's Woensdags doen we het toekomstspel.
Een zwarte doos brengt elk kwartier
een nieuwe loopbaan. Ik vaar naar de maan,
zoek uranium beweeg mij politiek word
handelaar. Ik studeer en win achter elkaar
harten sterren een formule van succes.
Zestig punten en mijn gezelschap vertrekt.
Wat rest is geld, roem, geluk. Hoe vind
ik voor het eten mezelf daarin terug.
| |
LogigramDe vier mensen die ik ken hebben elk een ander
leven. De dierenarts draagt groene sokken. Een
ander, die geen kok is, schrijft me iedere dag.
Er is een rode jas, een Daphne en een Frans.
Soms belt er iemand op. Twee mensen nemen
- nooit tegelijk, het hangt van hun beroep af -
de trappen naar mijn huis. Achter de deur kruis
ik aan welke naam mij die dag bezoeken zal.
Bij de tweedehands winkel koop ik papieren familie.
De man die nu mijn oom wordt, leunt tegen een
glanzende auto. Zijn dochters zijn decor. Hij ziet hun
identieke rokken niet, hun stijfgestreken bloezen,
de wandelschoenen - zij zijn komen lopen. Blaadjes
op de oprijlaan acteren een seizoen. Moeder kijkt
als enige mij aan tafel aan. Ze wijst naar de tweezitter.
Ik pas precies, als mijn witlof zestig jaar later op is.
| |
[pagina 29]
| |
InbreukBij drie stoeltjes altijd de buitenste nemen.
Er komt nog iemand die neemt de verste
mijn tas zit dan tussen ons in.
Voortaan gaat zij met ons mee.
Een kindje aan zijn hand leidt ze ons
haastig weg van wat we eerder waren.
De trein het midden van de ochtend
bijna leeg. De enige op veertig stoelen
in de coupé en dan toch naast mij.
Ze zegt wij gaan nu simpel leven.
Koffie zetten, kranten lezen, zwijgen,
niet meer vragen. Altijd bij ons blijven.
Eerst verdwijnen mijn heupen, dan
mijn schaduw, de warme kuil in het
vinyl ademt langzaam uit.
| |
HardangerGa naar voetnoot*Op zaterdagmiddag borduur ik gesprekken.
Eerst blinddoek ik de anderen. Dan pak ik
naald en stof, de draad tussen mijn tanden
neem ik alle woorden op. Ik vertel van één tot
honderd, daarna keer ik om. Platte steken
vullen clusterende vlakken, maar van veraf
wordt het kant. Geen zin wijkt af van het
patroon. Geen vreemde tint kleurt mijn
betoog. Mijn schaar knipt ongenode vragen
door. Tenslotte hecht ik alle monden af, loop
langzaam achteruit. De ogen mogen open.
Vrouwkje Tuinman (1974) studeerde Algemene Letteren en Muziekwetenschap en werkte als freelance journalist en cultureel organisator. Ze debuteerde in september 2004 bij uitgeverij Nijgh & van Ditmar met de dichtbundel Vitrine. Op 1 september 2005 verscheen de roman Grote acht. Daarnaast schrijft ze columns, publiceert ze bloemlezingen, doceert ze proza en poëzie en treedt ze regelmatig op tijdens festivals en literaire avonden. Met Ingmar Heytze publiceerde ze onder meer Verdomd interessant, maar gaat u verder. De taal van Wim T. Schippers (2000). |