genoeg heeft aan het stilstaande beeld van gedichten op papier. Voor deze dichter is poëzie de vrijplaats van de taal, waarin hij op fascinerende wijze de grenzen opzoekt.
Joost Zwagerman: Roeshoofd hemelt. Een kleurrijk taalfeest in een ambitieus boek dat afwisselend speelt in een warenhuis en op het ziekbed, of beter, in het hoofd van Roeshoofd. Opvallend is de variatie in stijl en toon, van uitzinnig naar sober. De verrassendste bundel van 2005.
Mark Boog: De encyclopedie van de grote woorden. Een gedreven dichter verkent in een nuchtere, afstandelijke stijl de ‘grote woorden’.
Nico de Boer
Het was een mooi jaar. Ik had eenvoudig drie andere dichters kunnen kiezen en er zijn bovendien genoeg bundels uitgekomen die ik gewoon nog niet gelezen heb. Maar goed, wat mij betreft is dit de top-3. In willekeurige volgorde:
Erik Jan Harmens: Underperformer. Misschien vergis ik me, maar het is alsof Harmens gedurende zijn tweede dichtbundel het gedicht als eenheid opgeeft. De stemmen en onderwerpen rafelen uiteen en klinken steeds harder dwars door elkaar. Alsof Harmens wil zeggen: het speelt allemaal tegelijk. Thema's als zelfhaat, agressie en tederheid komen soms ook samen in één regel, zoals: ‘waarom kan de hele wereld zijwieltjes aan een fietsje vastschroeven behalve ik?’ Goede vraag. Goede dichter.
Jan-Willem Anker: Inzinkingen. Mooi debuut. Soms een beetje kalm, maar niet in de titelreeks. Daarin schrijft hij: ‘gelukkig is denken geen outdoorsport/ eerder een eenmansduel’. Grappige regel. Maar hij staat in een serie over aftakeling en heeft een grimmige ondertoon.
Kees Ouwens: Ben jij het, ik? Erg intens. Zie mijn recensie elders in het blad.
Bas Belleman
Tonnus Oosterhoff, Hersenmutor. Het verzameld werk van een van de meest eigengereide, rare, avontuurlijke en precieze dichters van Nederland. Elk gedicht is anders dan je verwacht van een gedicht en zelfs als je dat verwacht, is het anders dan je verwacht. Zachthandige, hardzinnige, troostarme, typefoutgevoelige, zingende, verontrustende, rijke poëzie. Sommige gedichten bewegen zelfs. Schokkend!
Joost Zwagerman, Roeshoofd hemelt. Je zou het misschien nog het beste een poëtische, satirische, dramatische, psychologische sciencefictionthriller kunnen noemen of een schizofreen fantasy docudrama-gedicht, hoe dan ook een genre dat in onze literatuur nogal is veronachtzaamd.
Erik Jan Harmens, Underperformer. De hardvochtig fluisterende schreeuwdichter op zachtzinnige ramkoers. Pijnlijke, bijtende, scherpe, precieze gedichten die dapper als een eenzelvige autist met de handen nors in de zakken vuistjes ballend in de wereld staan. Groot werk.
Ilja Leonard Pfeijffer
Met poëzie is het net als met mensen: als je er maar lang genoeg naar kijkt, ga je er vanzelf van houden. Zo heb ik al zolang een gedicht boven mijn bureau hangen, vergeeld en wel, dat ik me niet kan voorstellen dat ik het ooit nog weg ga halen. Zo vaak gedachteloos naar gekeken, dat het inmiddels van een raadselachtig maar mooi gedicht is uitgegroeid tot mijn persoonlijke credo, opgeprikt met een punaise. Goed nieuws dus dit jaar, dat de dichter hiervan met een nieuwe bundel kwam. En weer word ik getroffen door die vreemde, onverzettelijke toon: ‘Niets sta ik af, het donker niet/ de verte niet en niet de roerloosheid/ voordat alles begon met bewegen,/ voorbijgaan, ook het voorbijgaan niet.’
Met poëzie is het écht net als met mensen: een enkele zin kan voldoende zijn om iets onontkoombaars te ontketenen. Dat onontkoombare ligt dan meestal in de sfeer van lachen of seks. Niet eerder zag ik beide zo gelukkig en schaamteloos verenigd in poëzie: ‘zal ik jou eens op dat dak subliem schor en scheel’. Geniaal (dat woord gebruik ik nooit, maar is hier volkomen op zijn plaats).
Uiteindelijk is het met poëzie gelukkig nooit als met mensen, hoezeer het er ook op lijkt, zoals in het werk van deze dichter. ‘Ik weet een manier om de aandacht te vragen/ door ergens te gaan staan en te doen of je/ onzichtbaar bent.’ Sterke gedichten, die niet terugschrikken voor heldere taal en lieve grappen (‘Vannacht heb ik een zoen begraven’).
Paard en rugnummers nu:
Esther Jansma: Alles is nieuw
Astrid Lampe: Spuit je ralkleur
Ingmar Heytze: Schaduwboekhouding.
Marja Pruis