portgeslacht Jacobus Boelen. Zij horen het geroezemoes in de zaal met de gordijnen dicht, gezeten aan die aaneengeschoven halve cirkelvormige tafels op het podium waaraan zij met zijn allen gezeten zijn. Op een gegeven moment was het moment daar, wij kregen het seintje even te wachten op wat er stond te gebeuren: de gordijnen openden zich en vanuit de zaal steeg een spontaan applaus op. En dát was het startsein van een multi-manifestatie, die zich vervolgens volgens plan ontrolde: een trip die publiek en dichters verenigde: iedereen luisterde naar iedereen. Tegenwoordig wacht iedere dichter op een festival of avond, waaraan meerdere dichters deelnemen backstage af, om dan te worden opgeroepen, of aangekondigd door een nitwit, soms.’
Wat Vinkenoog betreft was het evenement helemaal in de geest van de jaren zestig: ‘Never a dull moment, het waren roerige weken in Amsterdam, vlak voor het huwelijk van Beatrix en Claus: ik refereer eraan in mijn eigen slotgedicht. Ik had mij als presentator, links voor aan een tafeltje op het podium gezeten, bescheiden als laatste dichter opgesteld.’
Wat vindt hij van het idee dat er weer een poëzie in Carré komt? ‘Op het idee berust geen auteursrecht; deze manifestatie werd mede opgezet met de bedoeling identieke gebeurtenissen te stimuleren en aan te moedigen. De reprise - ik sta graag buiten elk organisatieverband - wil ik best als ode of erkenning zien; ik speel zelfs met de gedachte mijn tekst uit 1966, nog altijd actueel, weer te lezen, wie weet! En de gedachte aan een herhaling heeft ook door mijn hoofd gespeeld, maar ik heb er verder niets mee gedaan - geen zin meer in rompslompvraagbaaktelefooncentraleduvelstoejager te zijn. Zo opperde ik toch ooit in 1977 in het tijdschrift bres het idee dat Walt Whitman eens collectief vertaald zou moeten worden, en voorwaar, in 2005 is het geschied! Alles op zijn tijd.
‘Gelukkig is het publiek niet meer zo achterlijk als toen’
Hans Verhagen
Johnny van Doorn
Ik vind dus de reprise een goed idee. En als het dan moet, als destijds, geen boekhandels, geen commercie, geen cabaretiers, geen clubblaadjes, hooguit een goed programma met uitputtende gegevens over de dichters. Er zijn er altijd honderd die willen meedoen, wie doet de keuze? Ik ben benieuwd naar toezeggingen totnutoe; van de overlevende dichters zijn er mijn inziens twee die niet meer capabel zijn het podium te bestijgen. En je kunt twee wildcards nemen bij afzeggingen. Kijk, nu bemoei ik me er toch weer mee.’
‘Het optreden van Reve’, antwoordt K. Schippers (1936) onmiddellijk, gevraagd naar zijn herinneringen aan de Poëzie in Carré. ‘Reve droeg een tropenkostuum, en tijdens zijn voordracht liet hij de bladen die hij had voorgelezen op het podium vallen. Als ik het mij goed herinner, stortte het publiek zich op die bladen.’
Zijn eigen optreden, als eerste van alle dichters, vond Schippers ‘hoogst bijzonder’. ‘Ik had nog niet zoveel gepubliceerd, en het was buitengewoon spannend om voor die grote zaal vol mensen te staan.’ Het publiek - Amsterdamse jongeren, halverwege de jaren zestig - was heel anders dan het publiek van de jaren vijftig, herinnert hij zich: ‘Er werd zwaar gereageerd, gelachen en geschreeuwd.’ Inderdaad viel daags na het festival in het Algemeen Dagblad over zijn optreden te lezen: ‘Het spits werd afgebeten door K. Schippers, een in een grijs colbertkostuum gestoken dichter, die zeer rustig en op mededeelzame toon verzen voordroeg die uit krantenberichten waren samengesteld. De zaal reageerde hierop al meteen met grote geestdrift.’
Geestdrift voelt Schippers zelf nog steeds bij het optreden van L.Th. Lehmann. ‘Hij deed het ontzettend goed. Hij las dat gedicht voor over hoe troosteloos het is om te kijken naar een lijn met een oneven aantal sokken en pakte daarna een mondharmonica, waarop hij de blues begon te spelen.’
Er gebeurden die avond veel dingen die je niet zo gauw met het voorlezen van poëzie verbindt, vertelt Schippers. ‘Dat zootje wat er zat, deed maar een beetje wat ze goed of leuk vonden.’ Schippers weet eigenlijk alles nog, en vond bijna alles leuk. Zoals het moment, op het einde van de avond, dat organisator Simon Vinkenoog een krans kreeg omgehangen. ‘Zo eentje als een wielrenner krijgt.’ En het optreden van Johnny The Selfkicker, en Jules Deelder, met zijn lange haar...