In de kritiek
Alleen een recensie van de juryvoorzitter
Winnaar VSB-poëzieprijs genegeerd door critici
In deze nieuwe rubriek wordt de ontvangst in de media van een belangrijke of omstreden poëziebundel tegen het licht gehouden. Als eerste de bundel die eind april tot de beste van 2004 werd gekozen en de VSB-poëzieprijs 2005 kreeg, De zon en de wereld van Arjen Duinker.
door Ron Rijghard
Duinkers achtste bundel bestaat uit twee lange gedichten, waarvan alleen De wereld is afgedrukt. De ondertitel van de bundel luidt: ‘Gedichten voor twee stemmen’. De tweede stem is op papier onderscheiden door vetgedrukte regels. Op de cd klinken er echt twee stemmen: schrijver Kees 't Hart voert met Duinker het gedicht De zon uit in een dynamische tweespraak. De wereld begint zo:
Verrukkelijk antwoord in een taxi
Onzekere winkels, ja, rood bloeit de bloem
Op betekenis wordt lumineus geschoten
Wat concludeerde Het Financieel Dagblad in januari 2005 over De zon en de wereld?
‘Zulke poëzie, die zeldzaam vrij is van metafysisch gezwets en die volkomen openstaat voor de grillen van de werkelijkheid, wordt alleen door hele goeie dichters geschreven.’
En wat meldde het juryrapport begin februari?
‘Hij is een meester in het evoceren van de wereld zoals zij zijn moet zonder onze al te menselijke tussenkomst, en hij doet dat meesterlijk omdat hij daarvoor nergens een beroep doet op metafysische kletspraat. Alleen heel grote dichters slagen daarin, en Duinker laat met deze bundel nogmaals zien op die grootsheid aanspraak te maken.’
Het juryrapport-citaat is een gepolijste versie van het oordeel in de recensie. Gezwets werd kletspraat, goeie werd grote en openstaan voor de grillen werd evoceren. De gedetailleerde overeenkomsten hoeven niet te verbazen. De poëzierecensent van de krant heet Thomas Vaessens, tevens voorzitter van de jury van de VSB-poëzieprijs.
Het was blijkbaar handig dat een jurylid al had geformuleerd wat hem aantrok in een genomineerde bundel.
Verbazingwekkender dan een jurylid dat zijn recensie kopieert, is dat Vaessens in januari 2005 pas de eerste kritiek op Duinker schreef. Terwijl de bundel officieel in de zomer van 2004 verscheen. En al een jaar eerder, in januari 2004, bij alle recensenten op de mat lag, als nieuwjaarsgeschenk van uitgeverij Meulenhoff.
Ongetwijfeld had het jurylid de recensent in Vaessens ingefluisterd dat het de hoogste tijd werd eens aandacht te besteden aan deze bundel.
De nominatie als inhaalmanoeuvre, het is geen ongebruikelijk verschijnsel. Elke jury tracht zich te profileren door ongebruikelijke titels, het liefst door de gevestigde critici genegeerd, voor te dragen.
Toch blijft het niet recenseren van De zon en de wereld curieus, want Duinker is niet de eerst de beste. In 2002, was hij met zijn zevende bundel ook al genomineerd voor de VSB-poëzieprijs. Elke recensent is dan benieuwd naar het vervolg.
Het zou aan de fraaie, maar zeer afwijkende vormgeving kunnen liggen. De bundel is een dun, bijna vierkant boekje ter grootte van een cd. Er is geen rug met tekst, wel een knalgeel draadje dat de boel bij elkaar houdt.
Desgevraagd zegt Volkskrant-criticus Piet Gerbrandy dat de fout bij de uitgeverij ligt, omdat de bundel hem niet als officieel nieuw werk is toegestuurd. Hij begreep niet dat het nieuwjaarsgeschenk gelijk viel met dat nieuwe werk. Het uiterlijk van de bundel had hem misleid: ‘Omdat het boekje zo dun was, dacht ik dat het een aanzetje was tot een nieuwe bundel.’ Volgens NRC Handelsblad-criticus Ilja Pfeijffer lag het aan de wisselwerking tussen hem en collega-criticus Arie van den Berg. ‘Ik heb de bundel niet opgestuurd gekregen van de krant. Dat betekent meestal voor zo'n belangrijke bundel dat hij naar Arie is gegaan.’
In zijn stuk deed Vaessens, onlangs aan de UvA tot hoogleraar Nederlandse letterkunde benoemd, ook beweringen die het juryrapport niet haalden: dat de bundel van Duinker hem troost. Een ongebruikelijk compliment bij Duinker, maar Vaessens heeft dan ook een weinig voorkomende opvatting van troost. ‘Nu zou je zeggen dat het lezen van poëzie die je van illusies berooft niet per definitie aangenaam is. Tegelijkertijd,
echter, is een bundel als
De zon en de wereld ook louterend en biedt zij, jawel, troost. Troostrijk vind ik bijvoorbeeld de gedachte dat er in deze uiterst ruimhartige poëzie, die niet vanuit een duidelijke obsessie of hangup geschreven is, niet wordt geselecteerd en dat niets wordt buitengesloten. De waarnemingen waarvan Duinker ons