Awater. Jaargang 4
(2005)– [tijdschrift] Awater– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |
Vloervluchten vechtend de schuur in
beren en draken all over the place
jouw melkige glimlach
stierziek steek ik mijn vinger
we mekkeren wat tussen de stenen
we mekkeren de pan uit
slempen de nacht in
zwak op mijn poten
| |
[pagina 28]
| |
PolderjongensWij, in woeste gronden
braken een molen
vochten met vee
brandden de nacht af
groeven een snee in de aarde
joegen ons lichaam de jicht in
staken het schip door de vaart
| |
Schuurachter de stinkende gouwe
wringend door heesters
scheel van de wind
namen wij ons lichaam als een ding
proberen te klemmen te steken
sporen het aan
haken in takken
terug in de groep
pijn tussen de benen
het luide klappen
| |
[pagina 29]
| |
Het been in de kamerHet been zit aan de hersens vast,
aan fors skelet, een jonge man, daaraan
de figurantenhand die lepel klemt
het voedsel stroef naar binnen brengt
de hand die kiemen werpt in de
gaten van de vloer
voorts stille slaven armen
domme slaafse romp
die soms zich strekt wordt neergelegd
en
dit ben ik, een meter vlees warm aangekleed
wars van last van dragen moe
*
Levenslustig schudt de heg zijn bladeren
wij juichen
en wij draaien elkaar het luchtruim in
snakken naar adem op gillende gitaren
ik schreeuw hoppa
en lach naar alle aanwezigen
en op het eind van de avond kijken we weer in de
struik
het schudden is nog bezig
maar nu zachtjes
een splinternieuw takje aan de rechterkant!
wij juichen zo hard als wij kunnen
om deze groeipartij
en lachend meten we onze haren, de nagels
alles gegroeid
Marije Langelaar (1978) is dichter en beeldend kunstenaar. In 2000 voltooide ze haar studie aan de Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem. Sindsdien nam ze deel aan diverse tentoonstellingen en festivals in binnen- en buitenland. Ze debuteerde in 2003 met de bundel De rivier als vlakte. |
|