ge en afstandelijke ideaal van Eliot door zijn hoofd. In zijn hoofdwerk, de
385 Dream Songs die hij in de jaren zestig schreef, creëerde Berryman een soort alter ego, Henry Bones genaamd, die hem de gelegenheid bood zichzelf van een afstandje te bekijken: Bones is een belezen docent, een religieuze zinzoeker, een wanhopige drinkebroer, een onverbeterlijke vrouwenversierder, kortom de volmaakte evenknie van John Berryman maar hij is niet John Berryman zelf.
In gedichten van telkens drie strofen van zes regels ploegt de dichter door de rommelige ziel van Bones. Je zou hun strakke vorm als de schedelpan kunnen beschouwen waarbinnen dan de wildste gedachtenassociaties, oprispingen en ontladingen plaatsgrijpen.
Al eerder had Berryman blijk gegeven van een voorkeur voor ongebondenheid in gebonden vormen: zijn oudere sonnetten bijvoorbeeld gaan vooral over angst en waanzin, en in de strakke achtregelige verzen van ‘Hommage to Mistress Bradstreet’, vol verwijzingen naar de zeventiende-eeuwse Amerikaanse dichteres Anne Bradstreet, trekken hallucinerende kwellingen de aandacht.
Tenslotte, zou je kunnen zeggen, ging het allemaal toch over John Berryman, over zijn eigen verwoede pogingen iets helder en overzichtelijks van zijn leven te maken. Maar trauma's uit zijn jeugd, een vader die zelfmoord gepleegd had, daarbij wellicht een handje geholpen door zijn moeder, een overgevoelige persoonlijkheid en een rommelig huwelijksleven hielden deze briljante man, die overigens ook een nette baan als professor had, altijd in de buurt van de geestelijke afgrond.
Dat voel je in deze gedichten die tot de pijnlijkste, wanhopigste, meest doorleefde poëzie van de twintigste eeuw gerekend moeten worden. Maar ook tot de grappigste en geestigste. Het is poëzie van een gekweld mens vol kennis en geleerdheid maar ook van iemand die in de alcoholisten-kliniek en in de kroeg nog met wonderlijk gezang de aandacht weet te trekken, tot die van de jury van de Pulitzerprijs aan toe, de hoogste letterkundige eer die je in Amerika te beurt kan vallen - Berryman kreeg 'm in 1964.
Dat er een flinke dosis zelfmedelijden in Berrymans gedichten zit, valt niet te loochenen. In de eerste Dream Song die hij schreef, getiteld ‘The Secret of the Wisdom’ (niet de eerste van de reeks, hij zou ze niet chronologisch ordenen) schrijft hij over z'n kinderachtige gedrag, dat hij verklaart uit zijn oude kwetsuren:
When worst got things, how was you? Steady on?
Wheedling, or shockt her &
you have been bad to your friend,
whom not you writing to. You have not listened.
you loosed: where are you?
Maar het is in elk geval zelfmedelijden met veel humor en zelfspot, en de afstand die Berryman via zijn alter ego Henry Bones schept, werkt soms opluchtend.
Deze bard van de twintigste-eeuwse condition humaine maakte het zijn lezers en vertalers overigens niet makkelijk. Hij ontwikkelde een eigen boude stijl, waar zelfs native speakers soms niet van terug hebben, een soort mengsel van kindertaal, slang en hoog-Amerikaans. Het zijn verschillende registers die hij in bijna ieder gedicht opentrekt. De eerste regel van het openingsgedicht van de 385 Dream songs zegt wat dat betreft al genoeg: ‘Huffy Henry hid the day/ Unappeasable Henry sulked.’ Hoogst merkwaardig Engels dat ook nog eens flink allitereert. Dat het allemaal niet in het wilde weg ging, blijkt wel uit het feit dat hij de Dream Songs begint met zijn eigen kindertijd en eindigt met zijn zwangere dochter; in de tussentijd is een heel leven gepasseerd, van vele drankgelagen, vele vrouwen, vele sombere dagen en vele herstellingsoorden.
De Dream Songs zijn in wezen jambisch maar Berryman is er als een jazzmusicus mee omgesprongen: het eerste effect van zijn gedichten is vooral muzikaal, ritmisch: pas als je je erin verdiept ontdekt je de geestelijke afgronden waarin de dichter zich begeeft. Toch wordt het op een of andere manier nooit uitzichtloos: ‘gravity of matter’ wilde John Berryman, maar ook ‘gaiety of manner’. En dat is het precies.