en klaagzang over een voorbije affaire in De ziekte van jij was, zo ambitieus en episch van opzet is Roeshoofd hemelt.
De twee dichters in Zwagerman beschikken over een contrasterende stijl. Ze volgen elk een eigen spoor, dat ook in perspectief, vorm en zelfs in lettertype verschilt. Schreefloos staat het verhaal van het hoofdpersonage Roeshoofd, die betrapt wordt in een supermarkt op diefstal en voor de rechter wordt geleid. Het zijn lange gedichten, geschreven in vrij vers, vol ellipsen en nieuwvormingen, maar wel met keurig een titel, hoofdletters en interpunctie.
zestig melkwegpunten als u
schappend stukjes buitenwacht
in uw singelasingelawinkelwagen
De lange gedichten hebben vaart, ze vormen het verhalende deel. Ze omringen de andere gedichten, die gaan over de ervaringen van Roeshoofd in de kliniek waar hij is opgenomen. Daar heerst de stilstand van ziekte. Die korte gedichten zijn gezet in schreefletter, interpunctieloos, voornamelijk kwatrijnen in min of meer regelmatige vijfvoetige jamben met omarmend rijm (abab), geregeld in sonnetvorm. Ze zijn titelloos, slechts onderscheiden door een asterisk bovenaan de pagina.
waarheen en waarin ben ik verdwenen
waar vind ik ergens een authentiek zelf
welk licht heeft mij verblindend
waar zit de knoop in mijn hersengewelf
Rigide is het onderscheid niet. De bundel vormt een drieluik en in het middendeel is de strofelengte en het rijm van in schreefletter gezette gedichten veel losser en vrijer.
mijn defecten zijn een filosoof
mijn daden zijn hoofdonderwijzer
mijn ribben tel ik als verkeersagent
en als ik voor ontslag solliciteer
dan blaas ik gas aan in een geiser
ik ben kortom van alle markten
ik ben aanvoegend en bepaald
buiten taal lig ik voor pampus
en besta louter in grafieken
het volk bezorgt me een elektroshock
de meerderheid wil mij tot as
reductie van een mens tot één gedachte
mijn koninkrijk voor een matras
Met de genoemde supermarkt is iets aan de hand. Zwagerman begeeft zich op het terrein van de sciencefiction en het fantastische met zijn T-Mart, de consumentenvariant van Borges' heelalomvattende bibliotheek: alles, maar dan ook echt alles, is er te koop is. De plezierdichter somt het met smaak op. Niet alleen stoffelijke goederen, maar ook ‘niet-materie’: ‘Een ons gezinsuitje, een carrière als een ansichtkaart’, alsook een ‘toefje beschaving en bescheidenheid, dikke plakken/ weldaad in de liefde’. Vooral die pakketten zijn populair: ‘Altijd topdrukte op de afdeling menselijk verkeer’.
Roeshoofd, aangeduid als ‘vastklant R.’, mengde zich wel eens in de voorspelbare pretaankopen. Dan schafte hij ‘heldendaden aan of vette seks op geilplaneten’. Of hij nam een ‘drugsroes zonder drugs’. Dat, schrijft Zwagerman:
Was destijds boho, maar tuimel
dompelmensen met wenkbrauwen
van vergezicht - zij weten:
boho dekt de winkellading niet. Vast
heldere bewijzering naar stoornis
naar zwart en smart van fameuze edel-
recht door zee in jas met stenen in
zakken à la vee punt woolfe
of de dichtende sirene pee met afplak-
tape en hoofd en al in de oven
Enkele regels verder laat Zwagerman er geen misverstand over bestaan waarom Roeshoofd tot zijn bizarre aankoop komt:
Motief van R. de lieve vastigklant
is dat van alle tuimelgeesten: zwarte
geeft reliëf geluk is voor de krommen
moet van down and out en meer van
uit de mand van bitterzoet de kruiden
die tevens spreuken heeft aan de wand
Geluk is voor de krommen, de dommen. De zelfkant, de goot, beproeving en depressie: dat zijn zaken die een leven gewicht, reliëf geven. Roeshoofd is een opportunist die zich graag siert met het aanzien van Sylvia Plath. Of hij wordt misleid door de valse romantiek van kunstenaars die zelfmoord pleegden. Het zwartgerande sprookje dat voorschrijft dat de authentieke dichter een gedoemde dichter is.
Het commentaar van de dichter Zwagerman in dit veertigregelige deel is onomwonden en vilein: een tegelwijsheid.
Het ‘boho’ uit de eerste regel is Engelse turbotaal voor ‘bohemian’ en werd onder meer door Tom Wolfe (een favoriete auteur van Zwagerman) gebruikt in zijn roman ‘The Painted Word’, waarin hij de bohémien kunstenaars hekelt die zich laten voorstaan op hun onafhankelijke opstelling, maar zich na succes laten inkapselen door de heersende culturele elite.
Een depressie haal je bij de supermarkt
In dit verband is het interessant te lezen wat Zwagerman in januari 2003 in NRC Handelsblad schreef naar aanleiding van het boek Republic of Dreams. Greenwich Village: The American Bohemia, 1910-1960, van Ross Wetzsteon. Hij stelt dat de heersende cultuur de codes en mores van de tegencultuur heeft geannexeerd. ‘In de gemediatiseerde consumentenhemel zijn alle boeren, burgers en buitenlui indien zij dat believen stars in their own right: iedereen kan artistiek zijn. Dat je daartoe kunst moet maken is niet meer noodzakelijk. Als je zegt dat je net zo wil denken en doen en denken als destijds in Zürich en Wenen de dadaïsten dachten en deden, heb je al voor de helft het bijbehorende prestige.’
In consumentenhemel T-Mart koopt Roeshoofd de aandoening die hij nodig acht. Non-conformisme volstaat niet, bohémien zijn is uit. In zijn artikel schrijft Zwagerman dat de bohémien in de jaren zestig werd vervangen door ‘een heel andere gestalte uit de Amerikaanse subcultuur: de dropout, de outsider, de junkie.’
Dat Roeshoofd down and out wil zijn, is de nieuwe mode, de nieuwe weg naar roem. In de T-Mart lokken ‘beproeving, depressie en psychose’ als de kerneigenschappen van de kunstenaar:
Instructies voor de zwartslagzoekende
Sis je weg! Val erbuiten en eraf!
Sadder. Wiser. Hoger. Schoner.