Inleiding op het werk
Met hulp van hond en paard
De Finse dichteres Sirkka Turkka
Het is vaak nacht in de poëzie van de Finse dichteres Sirkka Turkka, maar in het donker licht de sneeuw op. ‘Ik ben een hete hond in deze/ koude wereld.’
door Adriaan van der Hoeven
Poëzie is zoeken naar zuiverheid van gevoel en woorden. Valse emoties leiden tot valse gedichten. Slechte gedichten. Zo bezien is dichten en gedichten lezen een voortdurend op zoek zijn naar de grens tussen goed en slecht, tussen echt en onecht. De grootste angst van de dichter is een onzuiver gedicht te schrijven zonder dat hij zich daarvan bewust is, een slecht gedicht terwijl hij denkt dat het goed is.
De grootste onzekerheid van de poëzielezer is niet de altijd op de loer liggende vraag naar de betekenis van het gedicht (begrijp ik wat er staat?), maar of hij in staat is goede van slechte gedichten te onderscheiden, het kaf van het koren, de waarheid van de leugen, goed van slecht. Het lijkt een kwestie van smaak, maar het voelt als een moreel dilemma. Niet dat een goede dichter een goed mens is, maar hij moet wel oprecht zijn in de verwoording van wat er in hem omgaat. Sirkka Turkka is zo'n oprecht dichter. De zoektocht naar de zuiverheid van toon klinkt door heel haar oeuvre.
Turkka trekt de natuur in. Daar bloeien seringen, rozen, viooltjes, kattenstaarten, hop en wilgenroosjes, daar komt ze cipressen tegen, dennen, eiken, lijsterbessen, lindes, populieren en treurwilgen. Maar vooral treft ze daar dieren, veel dieren. Dwergganzen, kauwtjes, kraaien, kraanvogels, raven, uilen, Vlaamse gaaien en zwanen vliegen door haar gedichten. De eekhoorn, egel, eland, ezel, haas, kikker, krekel, mammoet, slang, vlinder, wolf kom je tegen, maar ook het jachtluipaard, het schaap, het stekelvarken, de tijger en de leeuw. Maar bovenal het paard en de hond. Dat zijn de belangrijkste dieren voor haar. Toch is ze geen natuurdichter; ze laat die planten en dieren niet zien omdat ze zo mooi zijn, maar ze heeft die nodig in haar zoektocht.
De natuur is ongekunstelder dan de mens en zijn cultuur. De natuur kan onbarmhartig zijn, maar verdoezelt
Foto: De bezige Bij
niet. Die echtheid helpt Turkka bij het beschrijven van de menselijke emoties die bij haar centraal staan en veelal verbonden zijn met de dood (een vaak terugkerend woord), vervreemding en eenzaamheid.
Turkka laveert in haar beeldgebruik tussen tegengestelden. Zwart en wit en een klein beetje rood kleuren haar poëzie. Het zwart heeft duidelijk haar voorkeur. Ze schrijft over zwarte vlammen, de zwarte kop van een eland, een zwarte bloem, zwarte koetsen, een zwarte engel, een pikzwart paard en - natuurlijk - over een zwarte hond. Het is vaak donker, duister en grijs bij haar, avond en heel dikwijls nacht. Het witte zit hem in het ijs en de sneeuw, veel meer dan in het licht van de zon en het is opvallend dat die sneeuw bij haar juist 's nachts in het donkere landschap kan oplichten. Dat is wellicht een van haar meest karakteristieke beelden; een taalets van een nachtelijk sneeuwlandschap.