ongeveer 14 was schreef hij een paar persiflages op detective verhalen, waarvan hij zich alleen nog herinnert een tunnel te hebben beschreven die wijd genoeg was voor twee ezels om elkaar te passeren, terwijl er verder in die verhalen geen ezels voorkwamen. ‘Ik vond dat zelf zo geestig dat ik ook die mijn ouders liet lezen, een kleine toename van ongerustheid veroorzakend want ik was toch al zo'n giechelig en zenuwachtig jongetje.’
Werkelijk? Wat voor jongetje was hij op zestienjarige leeftijd, toen hij zijn eerste gedicht schreef? ‘Een die noodzakelijk naar de Congo moest en naar Kruger Nationaal Park, mager, leed een beetje onder het gewicht van zijn neus, overdreven geslachtsrijp, nogal aanstellerig grappig om indruk te maken op niet al te aantrekkelijke meisjes maar doodsbenauwd voor de opinie van het meisje waar hij toen verliefd op was, nu allang dood, ontwierp onder haar invloed kostuums voor ballet, niet lang daarna toneelachtergronden voor Anton Koolhaas, had soms buikpijn en was op een raar dieet van beschuitkruimels in karnemelkse pap of zo, en rijst, dat niet hielp geloof ik.’
Waarvan akte. Maar naast een zenuwachtig jongetje was Leo ook ijverig, slim en las alle poëzie die hij te pakken kon krijgen. ‘In die tijd kregen mijn ouders een wekelijks rondgestuurde grote en een kleine portefeuille. Ik las toen gedichten die ik in de kleine vond, waarin soms De Gids of wat was het. Groot Nederland, zat.’ Hij hield van het werk van Greshoff, met wie Vroman en zijn vrouw Tineke later goed bevriend raakte en die hem in de literatuur introduceerde, en las de gedichten van Slauerhoff en Marsman.
Niet alleen thuis, maar ook op school kwam hij in aanraking met de poëzie. Hij bezocht de toenmalige Rijks HBS in Gouda, de school waaraan zijn ouders zelf ook als docent verbonden waren én de school die inmiddels naar Vroman is vernoemd. Bij die gebeurtenis, op 20 februari 2002, schreef hij de volgende regels:
Hoe krijg ik mij tenslotte dood?
Met een School en een Effect naar mij genoemd
blijf ik niemand zal weten hoe beroemd
en toch in letters meer dan levensgroot
warm dan het voetspoor van een beest,
meer als een holgebarsten pop
alsof daar nooit een rups in is geweest.
De ‘holgebarsten pop’ wijst regelrecht terug naar Vromans allereerste gedicht, geschreven toen hij op dezelfde HBS zat, in het begin van de jaren dertig van de vorige eeuw. Toch opmerkelijk dat het eerste vers van een jonge jongen zo bewust over de dood gaat, met als tastbaar symbool die starende pop, die ligt ‘te wachten tot de barst haar ogen zal bereiken’. Achteraf vindt Vroman dat helemaal niet verwonderlijk. ‘Natuurlijk wist ik dat dat vers over de dood ging, wat anders? Ik was in die jaren, zeg maar 12 tot 25 jaar oud, als de dood voor de dood maar misschien was dat wederzijds, ik leef immers nog.’
Of Vroman zich ook zo bewust was van de vorm van het gedicht, een vrij vers maar met traditioneel rijm én binnenrijm, zoals in de eerste regel, dat valt te betwijfelen. ‘Waarom vrij vers, vraag je, nou, zo vers is het allang niet meer ha
Foto: Querido
ha. Maar in alle ernst, wist ik veel, ik schreef het op zoals het moest, en dat doe ik tegenwoordig nog, ik bedoel het gedicht schijnt er al te zijn en ik kopieer het alleen maar. En dat binnenrijm in de eerste regel: daar ben ik mij nu, na meer dan 70 jaar, nog steeds niet van bewust. Er staat toch niet: “De grijze tuit drijft wolken voor zich uit” of “De grijze tijd drijft wijzen voor zich uit”, of “De grijze tijd drijft wolken door mijn lijf.”?’
Vroman mailt spottend: ‘Als we zo doorgaan leer ik nog eens iets, over de dichtkunst.’ Verdere vragen over de ontstaansgeschiedenis van zijn eerste gedicht - ‘ik geloof niet dat ik er veel aan geschaafd had, maar die vraag is voor mij even goed te beantwoorden als de vraag of ik 72 jaar en 3 weken en 2 dagen geleden 2 maal nieste’ - of een melancholische blik op de ontwikkeling van zijn poëzie zijn niet aan hem besteed: ‘Nee, ik zal toch wel iets geleerd of verleerd hebben dus anders schrijven, maar dit vers is een van Tineke's favorieten, dat wel. Ik kijk ook niet met schaamte of verwondering terug op dit gedicht, maar met een slecht geheugen (altijd al gehad). Ik heb het nu net maar weer eens over gelezen en herinner me wel dat ik die nevelkatten toen al en ook nu nog voor mij zie, zonder te weten wat ze wilden.’
Is dat niet nu juist de crux van dit gedicht? Dat het een mysterieus en dubbelzinnig gevoel nalaat? Na de verzuchting in de eerste strofe, ‘de tijd drijft wolken voor zich uit’, volgt de consequentie: ‘Op de stenen wangen van mijn pop / kruipt een barst naar de kristallen ogen.’ Een vanitas-tafereel. Maar dan de derde strofe. De pop ligt in ‘een der allerlaatste nachten’ te wachten op de naderende dood, maar ‘de barst is ver’ in de laatste regel. Volgens Vroman is hier helemaal geen sprake van dubbelzinnigheid. ‘Nee nee!!’ flitst de mail uit Fort Worth. ‘“De barst IS ver” betekende: de barst is al een heel eind, al tot vlak bij de ogen. De pop gaat dus inderdaad nog dooier dan ze al was, en dood als ze was wist ze toch dat ze nog dooier ging.’
Voor Leo Vroman is het zo klaar als een klontje. Zijn allereerste gedicht laat geen twijfel bestaan, óók niet in het slot. ‘Nauwelijks,’ concludeert de dichter ferm. ‘Eerder: hoe hartstikke iets al dood is, het kan altijd nog hartstikker.’