‘Menno Wigman is een merkwaardig figuur’, vindt dichter en journalist Joris van Casteren. ‘Hij heeft iets obscuurs, een neiging tot de zelfkant, en aan de andere kant is hij extreem nauwgezet en toegewijd aan zijn werk. Poëzie is zijn ademtocht.’ Van Casteren zag Wigman acht jaar geleden voor het eerst, op het podium van de Nacht van de Poëzie. ‘Een verschijning die meteen op je netvlies stond. Je zag dat het een dichter was. Ik vond hem intrigerend.’ Wigman is een gesoigneerde verschijning. De 38-jarige dichter draagt vaak een donker maatpak en oogt leeftijdsloos. ‘Misschien omdat hij in de verkeerde eeuw leeft’, zegt Van Casteren. De negentiende eeuw is, of liever was Wigmans eeuw. In zijn poëzie is hij, na een lange omweg, allang in de eenentwintigste eeuw belandt. Daarvan getuigt, bijvoorbeeld, zijn gedicht over 11 september.
Menno Wigman is behalve dichter ook vertaler en bloemlezer. Hij gold lang als veelbelovend en is nu alweer een tijdje bezig de belofte waar te maken. Zijn derde dichtbundel, Dit is mijn dag, is net verschenen. Wigman was tot voor kort redacteur van Awater en gaat nu met Joris van Casteren en Arie Storm het literaire tijdschrift Optima nieuw leven inblazen. ‘Menno is ambitieus’, zegt Annette Portegies. Zij was tussen 1998 en 2001 Wigmans redacteur bij Prometheus/Bert Bakker. ‘Niet dat hij over tien jaar de Dichter des Vaderlands wil worden, maar hij is wel ambitieus in zijn dichterschap. Het is geen tijdelijk dichterschap, hij werkt aan een oeuvre.’
Sinds 2003 is Wigman ‘betaald adviseur’ bij Prometheus/Bert Bakker. Geeft hem dat invloed? ‘Bij zijn uitgeverij heeft hij wat de poëzie betreft wel een vinger in de pap’, meent Van Casteren. ‘Menno geeft tips en beoordeelt soms ingezonden manuscripten van dichters’, vertelt Tom van Eck van Prometheus/Bert Bakker. ‘Mede door zijn invloed is bijvoorbeeld de laatste bundel van Bernd Bevers bij ons verschenen.’
Punk en de ‘zwarte romantiek’ van de negentiende eeuw, daarin ligt de oorsprong van Wigmans dichterschap. Die twee elementen kwamen samen in de figuur van Baudelaire, die al rond 1850 zijn haar groen verfde. Honderddertig jaar later besloot Wigman dat hij een punker à la Baudelaire wilde zijn, een punker met stijl. Jeugdvriend Roel Smit: ‘Ik raakte bevriend met Menno door de punk. We waren veertien, vijftien jaar. Ik kwam hem tegen in de bibliotheek in Santpoort; hij woonde in Zuid, in woonde in Noord. Menno had een punkblad, de Oorpijn, en in de bibliotheek was hij bezig met kopiëren. We raakten in gesprek, het bleek dat we van dezelfde muziek hielden, Nederlandse punkbands als de Rondo's en de Vopo's. Menno had zijn kamer helemaal onder de graffiti, dat vond ik mooi natuurlijk. Maar de muren waren niet zomaar ondergespoten, hij had het netjes gedaan, met sjabloontjes en genoeg wit ertussen. Het was gestileerde anarchie.’
De collega: ‘Wigman dicht met een drumstel in zijn hoofd’
Lex ter Braak is sinds 2000 directeur van het Fonds voor beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst (BKVB). In de jaren tachtig was hij leraar Nederlands op het gymnasium Felisenum in Velsen. Wigman zat van de derde tot en met de zesde bij hem in de klas. Poëzie vormde een substantieel onderdeel van de lessen, vertelt Ter Braak. ‘Aan het eind van de les deelde ik vaak de bloemlezing van Komrij uit. Dan koos iedere leerling zijn favoriete gedicht en las dat voor. Bij Menno sloeg de poëzie meteen aan. Hij ging zelf gedichten schrijven en liet mij regelmatig proeven daarvan lezen. Zijn gedichten verschenen ook in de schoolkrant, Olympus.’ Wigman begon zich ook als een dichter te gedragen. ‘Hij wandelde door de duinen voor poëtische overpeinzingen. Je kon hem ook vinden op begraafplaats Westerveld, alsof hij een negentiende-eeuwse dichter was. Die periode had zijn grote voorkeur: de laat-romantische dichters uit Frankrijk. Wat de Nederlandse dichters betreft hield hij van Bloem, Kloos en Slauerhoff.’ Een buitenbeentje was Wigman niet: ‘Er waren meer leerlingen met talent en met interesse in de literatuur’.
Er sprak een belofte uit die eerste gedichten, vindt Ter Braak. ‘Ze leunden erg op een lang geleden alweer achterhaalde romantiek, maar er zat toch een eigen geluid in en eigen vondsten. Ik heb me toen wel afgevraagd hoe het verder moest. Nu is duidelijk dat hij zich vanuit de “gedoemde dichters” heeft kunnen ontwikkelen tot een dichter van deze tijd. Menno is langzaam de twintigste eeuw in gemarcheerd. Het romantisch verlangen en het “spleen” heeft hij in urbane, hedendaagse gevoelens omgezet.’
In 1984 gaf Wigman in eigen beheer een bundel uit. Van zaad tot as. De titels van de gedichten geven de melancholische sfeer al prijs: ‘Morfine’, ‘In het uur van mijn dood’, ‘Agonie’. Hij las ze voor in jongerencentra en punkcafés. Roel Smit was aanwezig bij zijn eerste openbare optreden. ‘Menno had meegedaan aan een dichtwedstrijd van “Groep 82”, een Haarlemse dichtersgroep. De opdracht was: schrijf een gedicht over Haarlem. Menno was heel zenuwachtig, het voorlezen ging veel te snel. Het werd een soort rap. Toen ik hem een hele tijd later weer zag voorlezen, was hij heel goed geworden. Hij had er blijkbaar hard op geoefend.’
Tussen 1985 en 1988 verschenen een aantal afleveringen van het tijdschrift Nachtschade. ‘Nachtschade is een blad dat zeer duidelijk in het teken van de Zwarte Romantiek en de Decadentie staat’, schreef Wigman in het voorwoord. ‘Om deze reden alleen al had het een eeuw eerder moeten verschijnen.’ Onder pseudoniemen als ‘G. de Bazelaire’ en ‘Arthur von Salis’ (‘aanstellerige namen’, zou hij later verklaren) vulde Wigman het tijdschrift met gedichten en verhalen. En met vertalingen van zijn favoriete auteurs: Baudelaire, Verlaine, Mallarmé. Les Fleurs du Mal van Baudelaire was voor hem het belangrijkste werk; het werd het ijkpunt van zijn eigen ontluikend dichterschap. Hij vertaalde Baudelaire's gedichten om ze grondig te leren kennen. Het was ‘de beste leerschool om zelf gedichten te schrijven’ zou hij in 2002 in De Gids schrijven. ‘Translatio. Imitatio. Aemulatio. Al laat dat laatste vaak lang op zich wachten.’
Niet alleen de melancholie van Baudelaire en de andere ‘gedoemde dichters’ trof hem, ook het leven van uitspattingen dat zij leidden sprak hem aan. Wigman beproefde de ontregeling van alle zintuigen met behulp van drugs en drank, en leek een voorkeur te hebben voor fatale vrouwen en ongelukkige liefdes. Zo is er een verhaal over een vriendin die, toen de relatie voorbij was, trachtte zijn huis