Het grootste deel van de 93 Leidense muurgedichten is buitenlands, waarom?
BW: ‘Ik wilde de poëzie eens uit de boekjeswereld halen en aan een breed publiek laten zien hoe andere talen eruit zien. Daarom is ook alles in de oorspronkelijke taal: om al die verschillende talen en tekens te laten zien. Japans, Chinees, Russisch, Hebreeuws, er is zó veel meer dan alleen de Nederlandse poëzie.’
Wel lastig dat op de muren Nederlandse vertalingen ontbreken.
BW: ‘We lopen misschien een beetje achter en ze worden ook wel gejat en gesloopt, maar er komen altijd bordjes bij met vertalingen in het Nederlands en Engels. Er was in het begin een grote aversie tegen andere talen dan het Nederlands. Een jaar of acht geleden hebben we iets in het Sanskriet gedaan, bij de Haagweg, tegen een volksbuurt aan. Terwijl we daar op een zondagmiddag aan bezig waren, vroeg iemand ons: “Is dat Arabisch?” Dus ik grapte: “Ja, dat is Arabisch.” In een mum van tijd stonden er veertig boze buurtbewoners bij onze steiger. Toen gaven we maar toe dat het Sanskriet was, en waren ze weer helemaal blij. Arabisch ligt dus nogal moeilijk. We hebben tot nu toe maar één Arabisch gedicht geplaatst. Maar verder storen we ons niet te veel aan kritiek.’
Komt er vaak kritiek op de keuze voor de gedichten?
BW: ‘Nee, dat had ik wel wat meer verwacht. Stiekem hoop je daar natuurlijk een beetje op, dat ze zeggen: “Jongens wat is dat nou voor een waardeloze keuze?!” Maar in feite kun je er alles opzetten, heb ik gemerkt.’
PvV: ‘We doen alleen niet aan seksueel getinte teksten.’
BW: ‘Wel hadden we eens een moeilijk gedicht van Apollinaire uitgekozen, waarover de buurt vooraf niet erg enthousiast was. Maar toen het er eenmaal stond, werd het echt hún gedicht. Ze werden er trots op en belden meteen als er weer graffiti onder zat.’
Dat gebeurt wel vaak, dat er graffiti overheen gaat?
PvV: ‘Wel eronder, maar nooit erop. Die graffiti-jongens hebben er toch een zeker respect voor. Wat wij doen, noemen ze Culturele Graffiti.’
Waarom heeft het station eigenlijk nog geen muurgedicht?
BW: ‘We hebben het daar wel eens over gehad. Bij de trappen leek ons prachtig. Maar dat bleek bezwaarlijk, omdat mensen zich dan zouden verstappen en struikelen.’
PvV: ‘Verderop zit toch ook nog een mooie muur?’
BW: ‘Ja, maar het is een beetje een rommeltje daar. En het is niet eenvoudig toestemming van de NS te krijgen.’
Terwijl het nieuwste muurgedicht, van C.B. Vaandrager, ‘nederlandse spoorwegen’ heet en in het blauw en geel van de NS is geschilderd.
BW: ‘Ja verdomd, dat moet ik natuurlijk in de strijd werpen! Het staat in een 19e eeuws portiek aan de Morsweg, niet ver van het station. Ik ben gek op dichters als Vaandrager.’
Uw persoonlijke voorkeur bepaalt natuurlijk doorgaans de keuze.
BW: ‘Dat kiezen is het leukste wat er is. Nu wordt het wel moeilijk, omdat we bij de laatste acht zijn. Er staan er een paar vast, zoals de laatste die van Lorca zal zijn, en eentje van Horatius, maar we hebben moeite te beslissen welke de andere laatste zes moeten worden.’
Waarom Lorca als laatste?
BW: ‘Dat gedicht wordt nummer 101. Het heet “De Profundis” en gaat over honderd geliefden die de dichter heeft achtergelaten. Vonden we wel een aardige associatie: wij zullen tegen die tijd honderd geliefden hebben achtergelaten op de muren van Leiden.’
PvV: ‘Dat moet dit jaar dus allemaal nog gebeuren.’
In 1992 was het idee toch nog dat het in 2000 afgerond zou zijn?
PvV: ‘We zouden er eerst veertien per jaar doen, maar dat bleek gewoon onhaalbaar.’
BW: ‘Nou ja, misschien is het wel haalbaar, maar je moet uitkijken dat het geen echt werk wordt. Dat je niet denkt: we hebben die steiger nu toch al staan, snel nog eentje.’
Al het schilderwerk wordt gedaan door mede-initiatiefnemer Jan Willem Bruins?
BW: ‘Willem schildert alles uit de hand en hij ontwerpt de letters, maar de vormgeving wisselt: als je harde kleuren en rechte vormen ziet, ben ik het, is het zachter en vloeiender, dan is het Willem.’
PvV: ‘Die twee zijn er nu al zo lang samen mee bezig, het is soms net een soort verkering.’
BW: ‘Ja, we lijken niet met en niet zonder elkaar te kunnen, als in een huwelijk.’
Hoe moet dat nu als het straks af is?
BW, na lang aarzelen: ‘Ik dank de hemel als het af is. Maar we hebben ons wel voorgenomen te gaan restaureren. En we willen een paar gedichten terugbrengen, die zijn verdwenen omdat een muur opnieuw gestuukt is of het huis is afgebroken.’
PvV: ‘Ooit worden Ben en Willem natuurlijk ook echt oud, en dan zal het allemaal wel langzaam verdwijnen.’
BW: ‘Je hebt best kans dat over vijftig jaar een of andere wethouder denkt: wacht even, daar hebben we ooit nog eens wat geld aan gegeven...’
Hoe worden die muurgedichten eigenlijk bekostigd?
BW: ‘Een klein deel komt van de gemeente, een deel van de huiseigenaren en een deel is gewoon liefdewerk. We laten ons nooit tegenhouden vanwege geld’
PvV: ‘En de steiger wordt gesponsord.’
Wat je wel zou kunnen tegenhouden, is de eigenaar van een muur.
BW: ‘Ja, als een eigenaar van een hele mooie muur daar per se Toon Hermans op wil hebben, dan gaat het niet door.’
Hermans werd eens genoemd in een stuk over TEGEN-BEELD in De Telegraaf, waarin jullie voor ‘zelfbenoemde cultuurkenners’ werden uitgemaakt.
BW: ‘Het is geen dédain tegenover Toon Hermans hoor,