‘Jouw ansichtkaart van Caravaggio's Johannes Battista staat nog steeds tegen de boeken op m'n bureau. Ik zou daarover een gedicht willen schrijven: de handen vallen me zo op, gebruind zo anders dan het steeds beklede, nu, voor het poseren naakte lichaam, wat krampachtige handen, klauwtjes, een jongen van de straat geplukt om voor een schilderij te dienen, een picturaal genot [...].’ (brief 2-2-2002)
Een paar maanden later, na een hernieuwd bezoek aan Rome, stuurde ik hem nogmaals een kaart met daarop een Caravaggio. Hij bedankte mij daarvoor in een brief van 13-4: ‘Dank voor je Caravaggio-kaart! Bij een van de vorige, de Giovanni Battista, heb ik een gedicht gemaakt, een week of wat geleden, als bijdrage aan het liber amicorum voor Ger Siks [...].’
In kladversies had ‘Ego flos’ de volgende titels: ‘In memoriam’, ‘In memoriam fratis’ en ‘Terugblik’. Een kladversie heeft als opdracht ‘in memoriam B.M.J.’. Jellema publiceerde het in Towering Inferno, uitgegeven naar aanleiding van de gelijknamige tentoonstelling met geënsceneerde fotowerken van Rommert Boonstra. Blijkens de opdracht voorin stuurde hij me dit boek op 13 juni 2002 toe. Het gedicht is evenwel geschreven naar aanleiding van het overlijden, op 9 mei 2000, van zijn jongste broer en niet speciaal voor dit boek. Het volgende briefcitaat laat daarover geen misverstand bestaan: ‘De tentoonstelling van Rommert Boonstra in ons Natuurmuseum heb ik nog niet gezien [...] maar ik ga die ook niet zien want zijn foto's zijn, net als dit boek, dat ik je dus met enig excuus stuur, edelkitsch.’
Over het sonnet ‘Zelfportret’ schrijft Jellema regelmatig in zijn dagboek. Het verzoek tot het schrijven ervan ontvangt hij op 13 november 2002: ‘Met de post een verzoek van De Rode Hoed om een gedicht te maken bij een zelf gekozen foto van mezelf voor een jubileumboek van de VSB-poëzieprijs.’ Uit bewaard gebleven kladversies blijkt dat de titel oorspronkelijk ‘Trompe l'oeuil’ luidde, maar in klad reeds gewijzigd is in ‘Zelfportret’. Hij kiest een foto van Hans Vermeulen. Jellema poseert daarop naast een schildering van Aloys van Wieringen op een buitenmuur van ‘Oosterhouw’.
Nog enkele citaten uit Jellema's dagboek die het schrijven van dit sonnet documenteren: ‘Vandaag lijkt het Zelfportret voor De Rode Hoed klaar te zijn.’ (26-11) ‘Het Zelfportret voor De Rode Hoed is een eerlijk psychogram, maar is het niet te naakt en daardoor ook toch weer een pose van psychisch exhibitionisme?’ (27-11) ‘Het Zelfportret verbeterd, ik pas er steeds meer in zo.’ (4-12)
Het motto ontleende hij aan het gedicht ‘Het steenen kindje’ van Martinus Nijhoff.
Het gedicht ‘Apollo's rouwklacht’ schreef Jellema voor een jubileumuitgave van bibliofiel drukker René Bakker van de Atalanta Pers. Hij kon een keuze maken uit een lijst metamorfosen en koos die van Cyparissus, de jongeling op wie Apollo verliefd was. Cyparissus doodt per ongeluk een hert en verandert dan in een cipres, de boom die het symbool is van de rouw.
Op 23 december 2002 noteerde hij in zijn dagboek: ‘Gistermiddag lukte het gedicht voor de Atalanta Pers, de metamorfose van Cyparissus. Vandaag daaraan verbeterd.’ Een dag later postte hij het. Het is het laatste gedicht dat Jellema schreef.
Gerben Wynia (1958) is uitgever (Flanor) en publicist. Hij is de literair erfgenaam van C.O. Jellema, wiens Verzameld werk hij momenteel samenstelt.