Twee zielen in één borst
Tussen lezen en schrijven maakt Gerrit Komrij geen onderscheid. Hij leest wat hij schrijft en hij schrijft wat hij leest - dus wemelt zijn werk van de verwijzingen naar het werk van anderen. Ilja Leonard Pfeijffer las Komrij's huiveringwekkende tweeluik ‘De koning slaapt’ en trof daarin de schimmen van drie dode dichters.
Door Ilja Leonard Pfeijffer
Je zou zeggen dat de meerderheid van de mensen wel eens ervaring hebben gehad met het gevoel dat je het even niet meer weet. Je twijfelt, moet ik hier linksaf of naar rechts, je staat in dubio, enerzijds is links wat je zocht, anderzijds is rechts ook heel aanlokkelijk, waar weer tegenover staat dat links een onverstandige keuze lijkt met het oog op andere factoren, maar je moet toegeven dat je dat voor rechts niet kunt inschatten, je weet het niet, je hart zegt het ene, je hoofd zegt het andere, je voelt je een gespleten persoon.
Dit gevoel is zo oud als de wereld. Zelfs de oude Grieken kenden bij tijd en wijle hun twijfels. En ook zij ervoeren dergelijke twijfel als een gevoel van gespletenheid. ‘Ik weet niet wat ik moet doen,’ zegt Sappho in een fragment van een heel kapot gedicht, ‘mijn gedachten zijn twee’ en ze heeft het vast over de liefde, want daarover heeft ze het vaak en juist de liefde staat garant voor onaangename en inefficiënte verdubbeling van gedachten en overwegingen. Parmenides beschouwt een dergelijke gespletenheid als een wezenlijk kenmerk van domme mensen, die nog niet, zoals hij, hebben ingezien hoe het zit met het zijn en het niet-zijn. ‘Mensen die van niets weten,’ zegt hij, ‘zijn mensen met twee hoofden en zij dwalen. Want besluiteloosheid in hun borst stuurt hun zwervende geest.’ De dichter Theognis, aristocraat van de oude stempel en edelman uit één stuk, moet niets hebben van zulke gespleten personen. Hij waarschuwt ons: ‘Wie in één tong een gespleten geest herbergt, is gevaarlijk gezelschap, dat je beter als vijand dan als vriend kunt hebben.’
In de romantiek vond men wel meer mooi wat oncomfortabel en inefficiënt is, zoals de vrije natuur, en ook dit gevoel van twijfel kon rekenen op een sympathiek onthaal. De incidentele ervaring van gespletenheid werd gepromoveerd tot een permanente conditie van het bestaan. De beroemdste vertolking van deze fundamentele verdubbeling van de ziel is ongetwijfeld de scène ‘Vor dem Tor’ in het begin van het eerste deel
Illustratie: Eugene Delacroix uit: Faust Een tragedie, Johan Wolfgang Goethe, Athenaeum-Polak & Van Gennep
van de tragedie
Faust van Johann Wolfgang von Goethe. Faust is in gesprek met Wagner. De grote geleerde Faust is ten prooi gevallen aan twijfels over het nut van zijn grote geleerdheid en vertelt Wagner over zijn overweldigende gevoelens bij het ervaren van de zegeningen van de ongerepte natuur. ‘Dat is niks voor mij,’ antwoordt Wagner, ‘man sieht sich leicht an Wald und Feldern satt. Geef mij maar de vrienden van de geest, de boeken, daar vind ik het ware leven.’ Daarop antwoordt Faust:
Du bist dir nur des einen Triebs bewußt;
O lerne nie den andern kennen!
Zwei Seelen wohnen, ach! in meiner Brust,
Die eine will sich von der andern trennen;
Die eine hält, in derber Liebeslust,
Sich an die Welt mit klammerden Organen;
Die andre hebt gewaltsam sich vom Dust
Zu den Gefilden hoher Ahnen.
O, gibt es Geister in der Luft,
Die zwischen Erd' und Himmel herrschend weben,
So steiget nieder aus dem goldnen Duft
Und führt mich weg zu neuem, buntem Leben!
Ja, wäre nur ein Zaubermantel mein
Und trüg' er mich in fremde Länder!
Mir sollt' er um die köstlichsten Gewänder,
Nicht feil um einen Königsmantel sein.
De twee zielen in de borst van Faust slingeren hem heen en weer tussen geest en wereld, reflectie en ervaring, gedachte en gevoel, studeerkamer en bordeel, verheven abstractie en rauwe realiteit. De gespletenheid verscheurt hem, want de ene ziel wil zich van de andere afscheiden. De beide zielen zijn als magneten die met gelijke polen tegen elkaar gedrukt liggen. Dit brengt hem tot de wens bevrijd te worden. Het prangende van zijn verzuchting is dat hij in zijn wens om verlost te worden van zijn gespletenheid de facto een keuze maakt voor de ziel die neigt naar de wereld, want wat hij wenst is een nieuw, bont leven vol avonturen in verre landen. Zou hij een tovermantel hebben die hem daarheen zou kunnen brengen, hij zou hem beschouwen als een koningsmantel. In het vervolg van de tragedie zal zijn wens worden verhoord. Mephistopheles zelve gunt hem in onbeperkte overvloed de vrijheid waarnaar hij hier zo vurig verlangt. Het wrange is dat hij daarmee zijn ziel verkoopt en voor zijn momentane vrijheid de prijs betaalt van eeuwige onvrijheid.