Het Antwerps Liedboek. 87 Melodieën uit 'Een schoon liedekens-boeck' van 1544. Deel 1. Liederen
(1975)–Anoniem Antwerps liedboek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |
Een oudt liedeken1.
Ga naar margenoot+ ‘Rijc God, wie sal ic clagen
dat heymelijc lijden mijn?
Mijn boel is mi verjaghet,
Scheyden is mi geworden pijn.
Mijn boel is mi verjaget,
Sceyden is mi geworden cont.
dus drave ic over geen heyde,
mijn herte is mi seer gewont.
| |
[pagina 157]
| |
2.
Hi badt mi so minlijcke
Met witten armen blanck
dat ic bi hem woude bliven:
“Die somer en is niet lanck.”
“Ic en mach bi u niet bliven,
Ick en mach bi u niet zijn,
Ick wil over geen groen heide
Tot die alder liefste mijn.”’
3.
‘Moet ic nu van haer sceyden?
dat doet mijnder herten so wee.
dus vaertse over gheen heiden,
Tot dat icse wederomme sie.
Adieu, mijn alderliefste!
mijn herte blijft mi doorwont.Ga naar margenoot+
Ick en mach altijt bi u niet wesen.
Blijft ghi nu doch altijt ghesont.
4.
Een bitter cruyt is scheyden,
Dat proeve ic wel nu ter tijt.
Wie noyt van zijn liefken en scheyde,
Hi en weet van gheender pijn.
Mijn liefken vaert over gheen heyde,
Ic en mach bi haer niet zijn.
Adieu, mijn alderliefste!
Het moet nu gescheyden zijn.’
|