Amsterdams minne-beekje. Deel 2
(1637)–Anoniem Amsterdams minne-beekje– Auteursrechtvrij
[pagina 44]
| |
Stemme: In kleynheyt leef ick onbenijt, &c:O Schoonste dieder de werelt verlicht,
Ghy dwinghter mijn Geest
Alleen met u soet stralend' gesicht,
Want u stralen // die pralen
En halen // my uyt mijn plicht,
2 Mijn plichte is, dat ick moet mijn Heer
Steeds dienen getrouw,
En nu en dienn' ick er mijn Heer niet meer
Maer mijn sinnen // beginnen,
Te minnen u schoone Vrouw.
3 Laet eenmael u lonckend oogh
Beschouwen mijn leedt,
Aensiet hoe yverigh dat ick poogh,
| |
[pagina 45]
| |
Om door schreyen // en vleyen
Te leyen // u toe medoogh.
C. D. Wittenoom. Soeckt en yvert. |
|