Acta Neerlandica 1
(2001)– [tijdschrift] Acta Neerlandica– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lut Baten & Ben Van Beeck
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
motivatie bij het gebruik van elkaars moedertaal en het Engels in direct contact en e-mails. In het vervolg op dit artikel zullen we de onderzoeksmethode nader toelichten. Er wordt vaak beweerd dat het cognitieve aspect in het onderwijs teveel benadrukt wordt, ten nadele van de socio-affectieve en affectieve doelstellingen. Het probleem bij die laatste twee is de meetbaarheid. Cognitieve doelstellingen kan men makkelijker omzetten in meetbare inhouden. Met de tweede bijdrage proberen we een onderzoeksmodel aan te bieden aan leerkrachten. D.m.v. dit model zouden lesgevers in hun eigen klassen de resultaten op affectief en socio-affectief vlak in het vreemdetalenonderwijs moeten kunnen meten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 WebSiteStories: beschrijvingIn het Frans zegt men: ‘Des goûts et des couleurs, il ne faut pas discuter.’ Elk z'n zinnetje dus. Maar voor kunstenaars is kunst wel degelijk een omlijnd communicatiemedium, met een eigen boodschap en een eigen taal. Als wij als toeschouwers die taal willen begrijpen, dan moeten we een stapje opzij zetten, weg van onze eigen voorkeur, en proberen om een open dialoog aan te gaan door objectieve criteria van esthetische analyse te hanteren. Maar, moeten we om met iemand te spreken niet altijd wat buiten onszelf kunnen treden? Kunnen we pas dan niet echt luisteren? Taal van de kunst en onze gewone taal. Er zijn parallellen. En er is meer: die taal zit, even goed als onze gewone taal, ook gebakken in verschillende culturen want die artiesten komen uit verschillende periodes en uit verschillende landen. In de huidige vreemdetalendidactiek komt interculturele competentie meer en meer aan de orde. Dat is verschillend van ‘civilisatie’. Het is niet zozeer leren over culturen, maar eerder leerlingen leren hoe zichzelf te behelpen om met de vreemde taal en cultuur om te gaan. Dat is zowel cognitief als affectief: leerlingen moeten ook zelf betrokken kunnen zijn, en hun eigen waarden leren hanteren in de eigen en in de vreemde taal. Maar hoe? Zowat overal groeit de druk om in een andere taal dan de moedertaal vlot te kunnen presteren. Op school moeten leerlingen daarbij ook de taalregisters o.a. van wetenschappelijke taal leren hanteren. In CliL (Content and Language Integrated Learning - Marsh and Marsland, 1999, p. 8) doet men dat heel gericht, omdat men een andere vreemde taal gebruikt als instrument om een niet-talig vak te leren. Taal en inhoud staan dus op dezelfde hoogte. De gebruiker leert talen terwijl hij ze gebruikt, en gebruikt ze terwijl hij leert. De leerlingen leren ook de cultuur op zich | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verkennen. In de onderstaande beschrijving van WST, kan de lezer een gevallenstudie herkennen die past binnen deze context van CliL. WST is uitgewerkt voor kunst, maar kan evengoed op een ander domein toegepast worden. We ontlenen de esthetische invalshoek aan prof. Dr. em. A. de Chamiec. De Chamiec (1982) heeft in ‘Lecture d' un oeuvre d'art’ onderzocht hoe de esthetische analyse van kunstwerken tot stand komt. Ze heeft daarbij een set van objectieve criteria opgesteld en getoetst. Uit haar onderzoek blijkt dat mensen in de eerste plaats een ‘gewone code’ hanteren. Die ‘naïeve’ reacties komen op verschillende manieren tot uiting, afhankelijk van de individuele smaak en van de dagdagelijkse manier van leven (bv. je vindt iets mooi omdat het lijkt op iets dat je kent, omdat het ‘meesterlijk’ is, omdat het onderwerp je aan iets positiefs doet denken enz.). Objectieve criteria echter, liggen op het terrein van de verantwoording van een algemene indruk, van de kennis van de culturele context, van technische procedures en van beoogde effecten. Op basis van de resultaten van dat onderzoek hebben we, samen met onze aspirant-leraren een raster voor een esthetische analyse opgesteld ten behoeve van het onderricht in kunsten. De uitdaging voor het project WebSiteStories was: zouden leerlingen op school, uit verschillende culturen en talen (Frans, Nederlands en Duits) zonder precieze esthetische scholing, zelfstandig (in groepswerk en via e-mail) dergelijk raster kunnen hanteren om met elkaar over hun eigen voorkeuren te kunnen spreken via het net, in elkaars talen en het Engels? WebSiteStories is een dus didactisch project dat de taal-en cultuurbarrière tussen een Vlaamse, een Franstalige en een Duitstalige school wil overstijgen dank zij Internet en e-mail. De uitwisseling van informatie gebeurt afwisselend in het Nederlands, het Frans, het Engels en het Duits, omdat dat in onze meertalige samenleving nu eenmaal voor de hand ligt. Er liggen strategieën aan de basis van die taalkeuze. Hoe worden die gehanteerd? Bv. als je aan iemand iets vraagt dan doe je dat in de taal van die persoon (beleefdheidsstrategie). Als je op de duidelijkste manier informatie wil geven, dan heb je het gevoel dat je dat het best doet in een werktaal, maar er is ook nog zoiets als een ‘geografische’ factor. Je gebruikt blijkbaar de taal van de mensen van dat land(sgedeelte). Er werden twee projecten georganiseerd. Het eerste was: ‘Les goûts et les couleurs se discutent-ils?’ (1998), en het tweede was: ‘Egyptomania’ (1999). In 2000 werden die gedocumenteerd (Baten e.a. 2000) en geanalyseerd (Van Beeck, B. 2000). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Werkwijze van het project in het veldMet de 5 (à 6) klassen wordt in de drie taalgemeenschappen op hetzelfde moment, met vaste tijdslimieten gewerkt. Er zijn twee parallelle stromen: één volledig in het Engels, en één volledig in de moedertalen van de gebruikers. In elke stroom zijn er vijf vaste sessies. Elk sessie bestaat uit twee lestijden van een uur die bij voorkeur in een ruime (talen/computer)klas plaatsvinden, met toegang tot het net, tot tekstverwerking, tot werken in groepen. De lesvoorbereidingen voor elk van deze sessies zijn gedocumenteerd op het net onder bovenstaand adres in het Nederlands, het Engels en het Frans. Ze werden gezamenlijk voorbereid door het interdisciplinair team van stagiairs van elke klas (min. 2) en gecoacht door de mentor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste sessie:Tijdens de eerste sessie stellen de leerlingen zich, per e-mail aan elkaar voor. Ze doen dat in de doeltaal (= moedertaal) van de anderen, op hun eigen manier. Ze geven hun groepje een naam. Ze werken in een groepje en vragen of er een ander groepje met hen wil samenwerken. Op die manier leren ze e-mail boodschappen schrijven maar ook hoe ze zichzelf moeten voorstellen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede sessie:In de tweede sessie werken ze, in die groepjes, aan de eerste selectie. Ze krijgen drie reeksen van schilderijen en een takenblad met drie kolommen en vier rijen. Ze moeten die evalueren: d.w.z. ze reageren spontaan (‘naïef’) om hun voor- of afkeur t.o.v. elk kunstwerk te laten blijken. Van elke reeks weerhouden ze er vier, twee met een positieve evaluatie, twee met een negatieve. Als besluit schrijven de leerlingen een electronische brief naar de partnerscholen (in hun moedertaal of het Engels) waarin zij commentaar leveren bij de schilderijen/kunstwerken en polsen naar de reacties van hun anderstalige partners. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derde sessie:In de derde sessie wordt het evaluatieraster met criteria om kunstwerken objectief te evalueren aan de leerlingen voorgesteld. Ze doen dat aan de hand van één of meer teksten die opgesteld zijn in de doeltaal. Ze krijgen ook het overzicht van de verschillende kunstwerken die ze geëvalueerd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben. Zij leren een onderscheid maken tussen de ‘gewone code’ (‘Ik vind dit mooi omdat...’) en de ‘esthetische analyse’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vierde sessie:Met deze wetenschap kunnen de leerlingen de ondertussen binnengekomen reacties van hun anderstalige partners interpreteren. Ze vergelijken de selecties met de hunne, analyseren de aard van de evaluaties en sturen hun commentaar en besluiten via e-mail op. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vijfde sessie:In een laatste fase worden de besluiten gebundeld, wordt er op het net gesurft en geëxploreerd en het project in een gesprek tussen de leerlingen, de mentoren en de stagiairs geëvalueerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Taalattitude en motivatieDe unieke taalsituatie van België geeft aan WebSiteStories als intercommunautair project een extra dimensie. Het laat de drie taalgemeenschappen samenwerken rond een gemeenschappelijk thema in een project waarin taal een centrale positie vervult. Taalgebruik is nog altijd het speerpunt van vele intercommunautaire twisten. De juiste taal voor communicatie over de taalgrens is een heikel thema met diepe historische wortels. Een netwerk van sociologische factoren zal in elke individuele communicatie bepalen wie van de twee (drie) gesprekpartners zich moet aanpassen. Een modern compromis lijkt het gebruik van het Engels. Het is een populaire taal met internationale standing. Internationale contacten tussen taalgemeenschappen vinden hoofdzakelijk in het Engels plaats. Een transfer van het internationale toneel naar het nationale niveau lijkt in deze dubbelzinnige tijd van federalisme en groeiend Europees bewustzijn meer en meer de goedkeuring weg te dragen. Het gaat de intercommunautaire kwestie uit de weg - beide taalgemeenschappen moeten zich immers aanpassen aan de lingua franca - en past in het moderne plaatje van yuppiecultuur en globalisering. Door het dictaat van het Engels in de populaire cultuur en het onbewuste proces van internationalisering lijkt de culturele eigenheid van de eigen taalgemeenschap stilaan te verwateren. Dit plaatst het moderne onderwijs voor een centraal dilemma: moet het de zeden van de tijd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ondergaan en zich internationaal oriënteren of moet het juist de culturele eigenheid ter harte nemen en de moderne sneltrein een tegengewicht bieden? In het attitude-onderzoek van WST gaven de leerlingen zelf het antwoord. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Taalkeuze in WST: lingua franca of moedertalen?In WST hebben we een dubbel tracé uitgezet. In één set klassen verloopt de communicatie volledig in het Engels; in het andere set is er een wisselwerking tussen de moedertalen. Voor het project plaatsvond werd een attitudetest afgenomen. Daarin kregen de leerlingen in een enquęte enkele taalkeuzevragen in gelijkaardige intercommunautaire communicaties voorgelegd. Na de eigenlijke ervaring in WST konden zij hun mening herzien. De vragen gaven ons de volgende inzichten: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 Moedertaalcommunicatie bevordert intercommunautaire toenaderingEen eerste opmerkelijke vaststelling was, dat de tendens van intercommunautaire toenadering zich duidelijker manifesteerde in de moedertaalcommunicatie. We illustreren deze vaststelling met enkele resultaten uit de Frans-Nederlandse communicatie. De 5LMt (1) klas uit Tienen communiceerde tijdens het project met Brussel in het Engels; de 6MtWi (1) communiceerde met Brussel in de twee moedertalen Frans en Nederlands. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor het projectVoor we met het project van start gingen, wilden we de taalattitude van de leerlingen in kaart brengen. In de twee grafieken van figuur 1 wordt de mening van de Tiense klassen over een communicatie in het andere landsdeel voorgesteld. Hoewel er voor het project reeds een grote bereidheid was om de moedertaal van de communicatiepartner te spreken, was er vooral bij de Nederlandstalige leerlingen een defensieve houding merkbaar. Wanneer zijzelf een vraag stellen (zie figuur 1) (1), de Franstalige antwoordt (2) of zij beantwoorden een Franstalige vraag (4) kiezen zij hoofdzakelijk voor de thuistaal Frans. Een groot deel van de leerlingen verwacht echter, als bewijs van wederzijdse openheid, dat de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Franstalige zelfs in Wallonië Nederlands spreekt, wanneer hij of zij de communicatie met een Vlaming begint (3). Vooral in 6MtWi is er in deze situatie een hogere verwachting voor het Nederlands. Figuur 1: Tienen 5LMT & 6MtWi, taalkeuze in de andere taalgemeenschap voor het project
(1) (L: latijn, Mt: Moderne Talen, Wi: wiskunde; 5: vijfde jaar, 6: laatste jaar middelbare school) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na het projectIn de attitude-test na het project, blijken de resultaten in 5LMt (communicatie in het Engels) zich te stabiliseren; in 6MtWi (communicatie in de moedertalen) daarentegen, is er een duidelijke afname van de defensieve houding. Alle leerlingen van deze klas zijn na het project bereid om Frans te spreken in het Franstalig landsgedeelte. Vooral het contrast in de derde situatie is groot (figuur 2). Gelijkaardige vaststellingen werden over de gehele lijn gevonden. De resultaten van de Engelse communicatie bleven ongeveer stabiel, terwijl de resultaten uit de moedertaalcommunicatie een grotere wederzijdse openheid vertoonden. Figuur 2: Tienen 5LMt & 6MtWi, taalkeuze in de andere taalgemeenschap na het project
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitIn principe is bovenstaande vaststelling niet verwonderlijk. De hoge frequentie van de eigen moedertaal in de derde situatie is een voorwaardelijke reactie. De leerlingen waren in de eerste fase bereid om zich aan te passen aan de Franstalige, als ze er zeker van waren dat deze eenzelfde open houding en respect betoonden voor hun moedertaal. De moedertaalcommunicatie in WST leverde dit bewijs; de Franstalige gebruikte inderdaad evenveel Nederlands als zij Frans. Het gevolg was dat alle Tiense 6MtWi leerlingen na het project voor het Frans kozen, ook wanneer de anderstalige het initiatief nam (zie figuur 2). Deze wederzijdse openheid in taalgebruik is de eerste stap in de richting van een intercommunautaire toenadering. Doordat de leerlingen van 5LMt (de Engelse groep) constant in het Engels communiceerden, kregen zij het bewijs van openheid tegenover de moedertaal niet. Het Engels is bijgevolg een obstakel voor een intercommunautaire toenadering. De attitudevormende en motivationele implicaties van WST op lange termijn komen dus slechts tot uiting in een authentieke intercommunautaire communicatie. De Engelse communicatie heeft geen verbeterde attitude tot gevolg. Enerzijds is er geen verbetering tegenover de Franstalige gemeenschap door het gebruik van de lingua franca, anderzijds kan er geen verbeterde attitude tegenover de Engelstalige gemeenschap ontstaan door hun afwezigheid in het project. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Wat met het Engels?De leerkracht kan bij het opstarten van WST zelf de prioriteiten bepalen. Ligt de nadruk op het intercurriculaire, dan kan het Engels gewoon als lingua franca functioneren, zonder er verdere verwachtingen aan vast te knopen. Uit onze informatie blijkt dat er binnen de Engelse groep bij de leerlingen ook een stijgende motivatie is om in het Engels aan dergelijke projecten mee te werken. Indien lesgevers ook attitudevorming en intercommunautaire toenadering beogen, dan moeten ze voor de moedertaal van de andere taalgemeenschap kiezen. De vraag blijft natuurlijk hoe belangrijk leerlingen authentiek intercultureel contact vinden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Leerlingen verkiezen moedertalen boven lingua franca in ‘Belgische’ communicatieUit de resultaten van het taalkeuze onderzoek bleek dat de grote meerderheid van de leerlingen in directe ontmoetingen met een anderstalige, een oplossing zou zoeken binnen het talenaanbod van de twee moedertalen. Het meest doorslaggevende argument in de taalkeuze is de geografische factor, d.i. plaats van de communicatie. Om de positie van het Engels op de rooster te leggen, werd er ook gevraagd naar de taalkeuze in een Internet communicatie. Het internationale karakter van dit medium, met het Engels als dominante taal, en de neutralisatie van de geografische factor -tijdens de communicatie blijven beide communicatieve partners in hun eigen landsdeel-, begunstigen het gebruik van het Engels. In de volgende paragrafen bespreken we de reacties van de leerlingen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Taalkeuze op het InternetDe volgende vraag werd in de enqûete aan de leerlingen voorgelegd:
Je hebt contact met een Franstalige via E-mail.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antwoorden voor het project
Figuur 3 toont de resultaten die voor het project geregistreerd werden.
Fig. 3: Taalkeuze voor WST in een intercommunautaire E-mail Communicatie, Tienen 5LMt en 6MtWi, Brussel 6B en 6D
De leerlingen uit Tienen achtten hun moedertaal niet geschikt voor de E-mail communicatie en kozen massaal voor het Frans en het Engels. Enkel in de situatie waarin de anderstalige het initiatief voor de communicatie neemt (V2), verwachtte een kleine groep Nederlands te horen. De leerlingen uit Brussel daarentegen, die weliswaar veel minder ervaring hadden met E-mail dan de leerlingen uit Tienen, zien weinig redenen om in een E-mail communicatie voor het Engels te kiezen. Zij beschouwen de internationaal minder betekenende Nederlandse taal niet minderwaardig voor een E-mail communicatie en kiezen resoluut voor de combinatie Nederlands-Frans, met een nadruk op de vreemde taal Nederlands. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antwoorden na het projectTijdens het project communiceerden 5LMt en 6B met elkaar in het Engels, 6MtWi en 6D gebruikten de moedertalen Nederlands en Frans. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eigenlijke ervaring diende het Engels een zware slag toe (figuur 4). In 6MtWi was er een forse achteruitgang van het Engels ten voordele van het Nederlands. Door de eigenlijke ervaring ontdekten de leerlingen de mogelijkheden van hun eigen taal als code voor een E-mail communicatie met Franstalige Belgen. De leerlingen van 6D bevestigden hun initiële keuze voor de moedertalen. De WST communicatie in de moedertalen werd door de leerlingen positief onthaald en de lingua franca werd verworpen. In 6B overtuigde de Engelse communicatie een aantal leerlingen van de lingua franca, maar in 5LMt is er exact de tegenovergestelde tendens. De communicatie in het Engels deed hen de initiële keuze voor het Engels herzien. Na het project kozen ook zij hoofdzakelijk voor de moedertalen.
Figuur 4: Taalkeuze na WST in een intercommunautaire E-mail Communicatie, Tienen 5LMt en 6MtWi, Brussel 6B en 6D
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitUit deze resultaten blijkt dat de leerlingen, zelfs op een door het Engels gedicteerd medium, liever de intercommunautaire confrontatie aangaan dan gemakkelijkheidshalve voor het Engels te kiezen. Kennelijk zoeken zij liever een oplossing binnen de moedertalen, dan hun culturele eigenheid te verliezen in het proces van internationalisering. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SlotbeschouwingHet attitude-onderzoek pretendeert geen algemene waarheden te verkondigen. Daarvoor is de populatie van onderzochte leerlingen te klein. Met dit uitgewerkte aspect tonen we echter aan dat het Engels niet zomaar alle heil toegeschreven mag worden. Het gebruik van het Engels in België staat in een intercommunautaire toenadering in de weg en, ondanks de populariteit van het Engels in de jongeren cultuur, verkiezen de leerlingen een moedertaalcommunicatie boven de lingua franca oplossing. Het opengaan van de wereld vergt een goede kennis van het Engels. Het is echter belangrijk dat binnen dit proces van de internationalisering de culturele eigenheid bewaard wordt. Daarom moet er, in eender welke vorm van onderwijs in België, voldoende aandacht blijven voor de diverse moedertalen die het land rijk is.
(vervolg: deel 2: Een voorbeeld van methodenonderzoek) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deel 2: een voorbeeld van methodenonderzoek4 Attitudevorming in de klas: MethodenonderzoekOmdat vragenlijsten opstellen geen alledaagse bezigheid is voor de meeste leraren, willen we met deze bijdrage onze ervaring ermee delen en de lezer helpen de resultaten beter te interpreteren. Bovendien is het belangrijk dat leraren meetinstrumenten ter beschikking hebben om kleinschalig onderzoek in hun eigen klassen te doen, precies naar vorderingen op socio-affectief en affectief vlak. Op die manier kunnen ze met de resultaten iets doen: er hun conclusies uit trekken, hun ervaringen uitwisselen en gezamenlijk evalueren. Laat ons daarbij, in alle eenvoud, aansluiten bij wat Elsschot zei: ‘Tussen droom en daad staat de werkelijkheid’. In veel gevallen moet klasonderzoek pragmatisch gebeuren, wil het so wie so gebeuren. Dat is ook van toepassing op de methode van een onderzoek. Er is het theoretische ideaal en de praktische haalbaarheid. In WebSiteStories werd er geopteerd voor de directe meettechniek van de enquęte. In deze enquęte rapporteert het subject over zichzelf. Deze methode heeft een aantal voordelen, maar ook een aantal nadelen. Het is de kunst deze nadelen tot het minimum te herleiden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Werkwijze Attitude OnderzoekDe techniek van de introspectie door het subject wordt nog steeds beschouwd als een van de meest effectieve om attitudes te meten. Attitudes stemmen immers niet noodzakelijk overeen met gedrag. Het is dus moeilijk om als onderzoeker de innerlijke gemoedstoestand van het subject te bereiken door een objectieve gedragsstudie. Antwoorden die het subject over zichzelf aanreikt zijn veel betere toegangswegen tot attitudes. Bovendien is deze techniek de meest intensieve; op korte tijd kan er vrij veel informatie vergaard worden. In het WST onderzoek was het de bedoeling om de drie componenten te onderzoeken van alle attitudes, die te maken hadden met ofwel de specifieke leersituatie, ofwel de andere taalgemeenschap. Deze uitgebreide opgave moest binnen twee lesuren buiten het project afgewerkt worden. Meer uren zou ongetwijfeld tot verzadiging geleid hebben. De methode van de enquęte zorgde ervoor dat, ondanks deze praktische beperking, er toch een aardige hoeveelheid informatie kon verzameld worden. Niet alle componenten van alle attitudes werden exhaustief behandeld. Er werd een noodzakelijke selectie gemaakt op basis van wat ons de meest typische en de meest interessante aspecten voor het WST onderzoek leken. Het nadeel van introspectie door het subject is de mogelijk bewuste omvorming tot sociaal aanvaardbare of zelfflatterende antwoorden. Dit risico kan op allerlei manieren beperkt worden. In het WST onderzoek, werd ervoor gekozen de attitude-test volledig los van het project te schakelen en door een neutrale onderzoeker af te nemen. Solidariteit met of afkeer van de leerkracht of de stagiairs kon bijgevolg geen rol spelen. Zij kregen niets te lezen van de hele enquęte. Verder werd strikte anonimiteit gegarandeerd, en de interesse in de persoonlijke mening werd gekoppeld aan het benadrukken van de absolute afwezigheid van elke norm of inhoudelijke verwachting. De enquęte werd aan de leerlingen voorgesteld als een peiling naar de mening van jongeren over een aantal zaken, vanuit een fundamentele interesse in wat zij te vertellen hebben. Om spontane attitudesGa naar eindnoot1 te vermijden, werd de enquęte naar alle moedertalen vertaald en bevatte ze weinig moeilijke en onverwachte vragen. Om de invloed van het project te meten, kregen de leerlingen een aantal identieke vragen voor en na het project voorgelegd. Bij de afname van de eerste test werd er uitdrukkelijk gezwegen over de tweede test, opdat de leerlingen hun antwoorden niet bewust zouden onthouden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor een vlotte gegevensverwerking werd er hoofdzakelijk met meerkeuzevragen gewerkt, al lieten we de leerlingen de ruimte voor hun persoonlijke bemerkingen. Verschillende technieken werden toegepast. Ze worden bij het voorbeeld van de Nederlandstalige enquęte beschreven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vier invalshoeken voor bevragingType 1: Inleving in fictieve situatieDe leerlingen wordt een aantal fictieve situaties voorgelegd, waarin zij zichzelf kunnen plaatsen. De vragen zijn zelfrapporteringen over taalkeuzegedrag. Er wordt een beperkt aantal realistische keuzemogelijkheden voorgelegd. De opbouw van de vragen bevat een aantal hypothetische sociolinguïstische factoren die het taalgedrag kunnen beïnvloed hebben. Die factoren zijn de geografische factor, aanpassing aan de locale taal, de beleefdheidsfactor, aanpassing aan de taal van de aangesprokene, en de natuurlijke conversatie factor, aanpassing aan de taal van de vraag. De manier waarop we hierover informatie verkregen hebben is de volgende: per stad (Tienen, Brussel, Eupen) wordt gevraagd naar de taalkeuze bij direct contact in de andere taalgemeenschap (situatie 1), in de eigen taalgemeenschap (situatie 2) en in een E-mail communicatie (situatie 3). Deze situaties worden toegepast op een ontmoeting met een persoon van elke andere taalgemeenschap, waardoor er een totaal van zes ontmoetingen opgenomen zijn. Elke ontmoeting wordt opgedeeld in 4 communicatieve acties, afhankelijk van wie het initiatief neemt en wie reageert. Door deze indeling kan de invloed van elke factor gemakkelijk achterhaald worden, zonder dat de leerlingen doorhebben dat deze factoren geviseerd worden. Zij zien de vragenlijst als een serie vragen die beantwoord moet worden. Deze vragen waren identiek in de test na het project. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deel 1: Taalkeuze in specifieke situatiesSituatie 1Je ontmoet een persoon van een andere taalgemeenschap in zijn eigen landsgedeelte. Jullie weten van elkaar welke moedertaal jullie spreken. Kies bij de volgende vragen uit Duits, Engels, Frans en Nederlands, je mag ook een tweede keuze aanduiden. Omcirkel je keuze. Indien je geen tweede keuze hebt, omcirkel dan ‘X’. De talen staan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
steeds in alfabetische volgorde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ontmoeting 1Je ontmoet een Duitstalige in Duitstalig België.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ontmoeting 2Je ontmoet een Franstalige in Franstalig België.
(zelfde 4 vragen) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Situatie 2Je ontmoet een persoon van een andere taalgemeenschap in Vlaanderen. Jullie weten van elkaar welke moedertaal jullie spreken. Kies bij de volgende vragen uit Duits, Engels, Frans en Nederlands, je mag ook een tweede keuze geven. Het antwoordsysteem van de vorige vraag blijft behouden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ontmoeting 3Je ontmoet een Duitstalige in Vlaanderen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ontmoeting 4Je ontmoet een Franstalige in Vlaanderen.
(zelfde 4 vragen) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Situatie 3E-mail is een elektronisch communicatiemiddel over lange afstand. Tijdens deze communicatie zijn zowel zender als ontvanger altijd in hun eigen taalgemeenschap. Welke taal ga je gebruiken als je van elkaar weet welke moedertaal jullie spreken? Kies bij de volgende vragen uit Duits, Engels, Frans en Nederlands, je mag eventueel ook een tweede keuze geven. Het antwoordsysteem van de vorige vragen blijft behouden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ontmoeting 5Je hebt contact met een Duitstalige via E-mail.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ontmoeting 6Je hebt contact met een Franstalige via E-mail. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Zelfde 4 vragen) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Type 2: StellingnameEen andere techniek is het werken met stellingen. Het is belangrijk genuanceerde antwoordmogelijkheden aan te bieden; een zwart-wit keuze tussen ‘akkoord’ en ‘niet akkoord’ is niet opportuun. De leerlingen moeten ook de keuze hebben om een neutraal standpunt in te nemen (akkoord/ niet akkoord). Ook in deze vragen zit een aantal aandachtspunten verwerkt. We onderzoeken of de leerlingen een verschil merken tussen de correctheid van informatie (situatie 4, 5, 6) en smaak en voorkeur in informatie-overdracht (situatie 7, 8, 9) in een communicatie tussen twee moedertaalsprekers, tussen twee anderstaligen in een van de twee moedertalen en tussen twee anderstaligen in de lingua franca. Ook deze vragen werden herhaald in de test na het project. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Situaties 4, 5 en 6Geef je persoonlijke mening bij de volgende drie stellingen over de correctheid van de informatie-uitwisseling. Duid je antwoord aan door het te omcirkelen.
4. Jean (moedertaal Frans) mailt met An (moedertaal Nederlands) in het Engels. Beide hebben ze dezelfde kennis van het Engels als jij nu. Deze situatie heeft geen enkele negatieve invloed op de correctheid van de informatie.
volledig akkoord eerder akkoord akkoord/ niet akkoord eerder niet akkoord helemaal niet akkoord
5. Jean (moedertaal Frans) mailt met Hans (moedertaal Duits) in het Duits. De informatie die zij uitwisselen is natuurlijk minder correct want Jean kent minder woorden in het Duits omdat het zijn moedertaal niet is.
volledig akkoord eerder akkoord akkoord/ niet akkoord eerder niet akkoord helemaal niet akkoord
6. Jean (moedertaal Frans) mailt met Yves (moedertaal Frans) in het Frans. Vanzelfsprekend begrijpen zij elkaar volledig zodat zij correcte informatie kunnen uitwisselen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volledig akkoord eerder akkoord akkoord/ niet akkoord eerder niet akkoord helemaal niet akkoord | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Situatie 7, 8 en 9Geef je persoonlijke mening bij de volgende drie stellingen over het van gedachten wisselen over smaak en voorkeur bij informatie-uitwisseling. We bedoelen hiermee een gesprek over elkaars persoonlijke mening over lekker en minder lekker eten, mooie en lelijke kleding, muziek, schilderijen, films, .... Duid je antwoord aan door het te omcirkelen.
7. Jean (moedertaal Frans) mailt met An (moedertaal Nederlands) in het Engels. Beiden hebben ze dezelfde kennis van het Engels als jij nu. Deze situatie heeft geen enkele negatieve invloed op de mogelijkheid om over smaak en voorkeur van mening te wisselen.
volledig akkoord eerder akkoord akkoord/ niet akkoord eerder niet akkoord helemaal niet akkoord
8. Jean (moedertaal Frans) mailt met Hans (moedertaal Duits) in het Duits. Zij kunnen natuurlijk smaak en voorkeur moeilijker uitdrukken omdat Jean minder woorden in het Duits kent omdat het zijn moedertaal niet is.
volledig akkoord eerder akkoord akkoord/ niet akkoord eerder niet akkoord helemaal niet akkoord
9. Jean (moedertaal frans) mailt met Yves (moedertaal frans) in het frans. Vanzelfsprekend begrijpen zij elkaar volledig zodat zij perfect over smaak en voorkeur van gedachten kunnen wisselen.
volledig akkoord eerder akkoord akkoord/ niet akkoord eerder niet akkoord helemaal niet akkoord | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Type 3: Directe bevragingEen derde techniek is het afvuren van directe vragen. Omdat deze techniek meer risico op sociale aanpassing en zelfflattering inhoudt, werd er een controle ingebouwd. In de eerste test werd er rechtstreeks naar de houding tegenover specifieke objecten gevraagd. Deze formule werd niet herhaald in de tweede test. In deze test werd gevraagd, wat hun oorspronkelijke houding was en of die door het project beïnvloed was. De kans bestond dat de leerlingen voor de aanvang van het project een goede indruk wilden maken of door enthousiasme hun attitudes positiever voorstelden dan ze eigenlijk waren. Rapporteringen na een project zijn veel nuchterder en meer genuanceerd. Daarom moet de controle-vraag in de tweede test betrokken worden in de beschrijving van de aanvankelijke attitude. Ook voor de antwoordschaal van deze vraag geldt wat in het vorige gesteld werd; er mag geen zwart-wit tekening zijn en de mogelijkheid tot een neutraal antwoord moet aanwezig zijn. Het is eveneens belangrijk dat bij gevaarlijke beoordelingen (mensen, gevoelige maatschappelijke thema's,...) de kans geboden wordt tot verantwoording. De leerling zal zich daardoor veiliger voelen en de onderzoeker heeft een beter inzicht in het hoe en waarom. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor het projectDeel 2: Persoonlijke houding tegenover specifieke objectenDe vragen in dit gedeelte peilen je persoonlijk houding tegenover talen en culturen. We willen een objectief beeld vormen van de oordelen van jongeren over bepaalde zaken en omdat jij daar deel vanuit maakt zouden we graag jouw persoonlijke mening horen. Gelieve 1 van de mogelijkheden te kiezen en het antwoord dat het best bij jou past te omcirkelen. Soms zijn er ook lijntjes voorzien. Daarop mag je je antwoord toelichten.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na het project
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Type 4: Impliciete zelfrapporteringEen vierde techniek die we in het attitude onderzoek toepasten was het werken met adjectieven. De leerlingen werd een aantal adjectieven voorgelegd en ze hadden de mogelijkheid om er nog enkele toe te voegen. Hen werd gevraagd de adjectieven die het best bij het project pasten aan te duiden. Dit is een vorm van impliciete zelfrapportering. De leerlingen denken dat het om hun zegje in de evaluatie van het project gaat, en dat was het ook gedeeltelijk zo in onze test, maar de onderzoeker gebruikt de reacties in de eerste plaats om hen te onderzoeken, om hun attitudes af te leiden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Algemeen Besluit Motivatie en Attitudevorming in WSTMotivatie in taalonderwijs bevat drie basisingrediënten: de wil en inzet om talen te leren, gecombineerd met een positieve houding tegenover het leerproces. Motivatie is naast intelligentie, aanleg voor talen en situationele angst, een van de vier individuele eigenschappen van leerlingen die bepalend zijn voor hun prestaties in de klas. Motivatie is van essentiëel belang voor de vormgeving van het leerproces, omdat het, als individuele eigenschap, verbeterd kan worden. Projecten als WebSiteStories kunnen hierin een schakelfunctie vervullen. Op korte termijn moet een moderne onderwijsactiviteit intrinsieke motivatie bevorderen. Intrinsieke motivatie is immers de motor van elk leerproces en de eerste stap in de richting van zelfstandig leren. Het bepaalt voor een groot deel de socio-affectieve pijler van autonoom onderwijs, namelijk hoe de leerling zich voelt in de leersituatie. Intrinsiek gemotiveerde leerlingen hebben immers een innerlijk verlangen om een taak te vervullen zonder dat er een beloning aan vasthangt. De basisvoorwaarde voor intrinsieke motivatie is een bewuste of onbewuste metacognitieve activiteit: leerlingen nemen zichzelf als bekwaam en zelfbepalend waar. Dit kan bereikt worden als de controle op het leerproces zoveel mogelijk aan de leerlingen gelaten wordt. De rol van de leerkracht wordt gereduceerd tot een ondersteunende functie: hij of zij voorziet voldoende instructieve steun zodat de leerlingen niet in het ijle terechtkomen en hun gevoel van bekwaamheid verliezen. Doenbare taken, met een uitdaging, voor de leerlingen in de pilootstoel. Dat zijn de ingrediënten voor intrinsieke motivatie op kort termijn. Het project beoogde een evenwicht in de zelfwaarneming van bekwaamheid in en controle op het leerproces:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Extrinsiek gemotiveerde leerlingen voeren enkel een taak uit om beloond te worden of om straffen te vermijden. Deze motivatie vervalt vaak in een negatieve houding tegenover het leerproces en resulteert in demotivatie. Extrinsieke motivatie ontstaat door een te grote psychologische aanwezigheid van de leerkracht in de klas en een grotere nadruk op zijn evaluatieve dan op zijn instructieve functie. Extrinsieke motivatie zal dus vooral ontstaan in een door de leerkracht gedomineerd leerproces, terwijl zelfstandig leren en intrinsieke motivatie hand in hand gaan. Het WebSiteStories project is in haar opbouw fundamenteel georiënteerd op intrinsieke motivatie. Dit werd in de praktijk bevestigd door de gemotiveerde houding van de deelnemende leerlingen. De leerlingen waren blij verrast dat hun antwoorden niet getest werden tegen de ‘model’antwoorden van de leraar, maar dat ze hun respectievelijke antwoorden met die van experts konden vergelijken en, als ze dat zelf concludeerden, konden behouden. Naast de direct waarneembare motivatie tijdens het project, blijkt WebSiteStories ook een invloed te hebben op het taalleerproces in het algemeen. Het attitude-onderzoek van de licentiaatsverhandeling over WebSiteStories Ben Van Beeck, 2000) stelde het attitudevormende karakter van het project vast. De attitudewijziging heeft in de eerste plaats implicaties voor de lange termijn motivatie van leerlingen. Motivatie om talen te leren wordt immers bevorderd door positieve attitudes tegenover de taalleersituatie en een integratieve oriëntatie. Deze oriëntatie ontstaat door positieve attitudes tegenover de anderstalige gemeenschap: de attitudes tegenover de taal, de sprekers van deze taal en hun cultuur. Attitudes omvatten een cognitieve, een affectieve en een conatieve of gedragscomponent. Deze drie componenten beïnvloeden motivatie in de twee types van attitudes. Reflectie over of positievere gevoelens tegenover het taalleerproces houden echter ook rechtstreeks verband met respectievelijk de metacognitieve en de socio-affectieve pijler van autonoom leren. De attitudevorming van WebSiteStories kan dus eveneens beschouwd worden als een aanzet tot zelfstandig leren.
MOTIVATIE OP LANGE TERMIJN Het effect van WebSiteStories op de attitudes van de leerlingen
Algemene vaststelling:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
POSITIEVERE ATTITUDES tegenover de LEERSITUATIE:
POSITIEVERE ATTITUDES tegenover de ANDERSTALIGE GEMEENSCHAP:
Uit de resultaten blijkt dat WebSiteStories een degelijke motivatiekuur is voor de leerlingen. Door het spontaan uitlokken van een aantal specifieke reflectiepunten bij de leerlingen, zet het project een aantal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
initiële stappen in de richting van autonoom leren. Het attitude-onderzoek toonde aan dat de educatieve waarde van het project de direct waarneembare leerresultaten overstijgt. De educatieve progressie achter het plezierige aspect van WebSiteStories toont dat edutainment een terechte typering van het project is en dat het de moeite loont om het te organiseren. Het was de bedoeling van WST om ook in de lerarenopleiding aan motivatie en attitudevorming te werken. We beoogden teamvorming tussen mentoren en stagiairs en we wilden de aspirant-lesgevers positieve ervaringen meegeven met projectwerk, moderne technologieën en nieuwe didactische werkvormen. We wilden in de opleiding al een succeservaring inbouwen met een klas open op de wereld vanuit het perspectief van de jonge mensen. Door alles te documenteren op het net en door een vademecum voor de leraar te maken, hopen we aan jonge lesgevers en entoesiaste ‘ouwe rotten’ op een praktische en reële manier antwoorden aan te reiken die hen in staat stellen zelf te reageren en oplossingen te formuleren op oproepen zoals de volgende uit Het Nieuwsblad van 7 augustus 2000 (als grote kop op de voorpagina in volle komkommertijd): Leren moet plezanter zijn. Dit artikel kon tot stand komen dank zij het Fonds de Développement Pédagogique, uitgeschreven door IPM van de UCL en de ALO Lerarenopleidingen Histoire d'ART, UCL en Germaanse Talen, KUL.
® Het project WebSiteStories mag in 2000 het Lingua Kwaliteitslabel dragen. (onderscheiding Vlaams Linguabureau selectie 1999). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|