Alle de brieven. Deel 1: 1673-1676
(1939)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrecht onbekendGepubliceerd in:
| ||
Korte inhoud:Onderzoek over het meel van boonen en erwten, over tabakszaad en parels; over het bloedserum; over de doorschijnendheid der dingen; over de vochtcirculatie in een eikenblad; over de aderen in het tusschen de spieren gelegen bindweefsel en de wijze, waarop de spieren door het bloed gevoed worden. | ||
Figuren:In Leipzig worden in de Universiteitsbibliotheek onder Nachl. 135, twee bladen met figuren bewaard, welke vrijwel overeenkomen met twee van de drie bladen die bij dezen brief behooren, voorstellend de doorsnede van een nerf uit een eikenblad en twee eikenbladeren. Van de eerstgenoemde teekening is het exemplaar te Leipzig ongeveer het spiegelbeeld van dat te Londen. De letteraanduiding is eenigszins anders. Het bijschrift is, naar de hand te oordeelen, van Constantijn Huijgens. De teekening van de doorsnede van een nerf uit een eikenblad, zoowel die te Londen als die te Leipzig, is, evenals de teekening van den poot van een luis, met potlood vervaardigd. De afbeeldingen der eikenbladeren zijn afdruksels in inkt. | ||
Letter No. 17 [11].
| ||
Published in:
| ||
Summary:An examination of bean- and pea-meal, tobacco-seed and pearls. Bloodserum. The transparency of objects. The circulation of sap in an oak-leaf. An examination of the veins in the connective tissue between the muscles, and of the manner in which these muscles are nourished by the blood. | ||
Figures:In the University Library of Leipsic (Nachlass 135) two leaves of drawings are kept, which fairly correspond with two out of the three leaves that go with this letter, representing the section of a vein of an oak-leaf and two oak-leaves. The Leipsic copy is approximately the reflection of the London drawing. The lettering is slightly different. Judging by the handwriting, the inscription is by Constantine Huygens. The drawing of the transverse section of a vein of an oak-leaf, kept in London and in Leipsic, as well as the figure of the leg of a louse are in pencil. The figures of oak-leaves are ink-impressions. | ||
[d'] Hr Oldenbr.
Delff in Hollant den 26e Maert. 1675.
Mijn Heer.
UEdts seer aengenamen vanden 19e Febr. is mij wel geworden, ick was verheught, doen ick sach, dat de geringe observatien, vervat in mijne missiven vanden 22e Jann: ende 11e Febr. UEdt ende de Heeren Lieffhebberen aengenaem waren, neemt het mij ten goede, dat ick UEdt weder lastich valle. Ga naar margenoot+UEdt seght, datter persoonen van groot Oordeel te parijs,Ga naar voetnoot1 en elders sijn, die niet toe en stemmenGa naar voetnoot2 de globule, die ick veelderhande lichamen ontdect heb, jck ben daer gansch niet over becommert, het geene ick daer ontrent geschreven heb, is waerachtich, en ten ware de geleerde persoonen woonden in ons Nederlant, ick soude deselvige noodigen, omme de globule in meest de deelenGa naar voetnoot3 daer ick van geseijt heb, te comen besien. Mijn voornemen is weder te schrijven van deelen die uijt globule bestaen. Ga naar margenoot+Ick heb geobserveert de graeuwe Erten, ende waergenomen, dat deselvige bestaen uijt globule,Ga naar voetnoot4 ende dat ijder van dese globule, weder bestaen uijt meer dan 1000. cleijne globule.Ga naar voetnoot5 Ga naar margenoot+Ick heb geobserveert de groene Erten, ende gesien, dat deselvige bestaen uijt langh werpige deeltgens,Ga naar voetnoot4 als offmen in gestalte de excrementen van jonge rotten, off muijsen aenschoude, ende ijder van dese verhaelde deeltgens bestonden weder in meerder dan duijsent cleijne deeltgens, die ick globuleGa naar voetnoot5 noem. Ga naar margenoot+Ick heb geobserveert de turcxe boontgens,Ga naar voetnoot6 ende geremarqueert dat deselvige bestaen uijt witte globule, die in mijn oogh soo groot | ||
[Delft in Holland, March 26th, 1675.
Mr. Oldenburgh.
Sir,
Your esteemed letter of the 19th of February was received by me in good order, and I was very pleased to learn that my trifling observations set forth in my letters of Januari 22nd and of February 11th did not displease you nor the Gentlemen Amateurs, and I hope you will excuse my writing again. Ga naar margenoot+You observe that people of great knowledge in Paris and elsewhereGa naar voetnoot1 do not agree on the globules I have discovered in a great many bodies. I do not mind this at all. What I wrote on this subject is perfectly true, and if those learned gentlemen were living in the Netherlands, I should invite them to come and see the globules in most of the parts, as I described. I have the intention to write again about bodies composed of globules. Ga naar margenoot+I observed marrowfats and found these to be composed of globulesGa naar voetnoot2 and each of these globules to contain again more than a thousand smaller globulesGa naar voetnoot3. Ga naar margenoot+I observed green peas and saw that the same consisted of oblong particlesGa naar voetnoot2 that were shaped like the excrements of young rats or mice, and each of the said particles contains more than a thousand small particlesGa naar voetnoot3 that I call globules. Ga naar margenoot+I observed scarlet runnersGa naar voetnoot4 and found these to consist of white globules that looked as large as common hail-stones and each of | ||
schenen, als gemeene Hagelsteenen, ende ijder van dese globule, bestaen weder in meer dan duijsent cleijne globule. GeobserveertGa naar margenoot+ het saat van Tabacq, ende gesien, dat het binnenste meel, off pit, uijt het saat, bestaet uijt seer kleijne globule, andersGa naar voetnoot7 was het saat een vande curiueste saden, die ick besichticht heb, want desselffs grontGa naar voetnoot8, was uijt den geluweGa naar voetnoot9 van couluer, beset met verhevene randekens die roos gewijse gesepareert van malcanderen lagen; met een tepels gewijse uijtsteecksel,Ga naar voetnoot10 was geplaest na de eene sijde, en waer uijt ick verscheijde malen geremarqueert heb, dat 2 à. 3. veseltgens quamen, als ick het saat int water hadde te weecken geleijt. Ga naar margenoot+Geobserveert 2. à. 3. cleijne pareltgens, na dat ick deselve alvooren hadde onstucken geslagen, ende gesien dat deselvige bestonden uijt seer kleijne same gevoeghde globule, andersGa naar voetnoot7 was de parel sijn groote ofte toeneminge geschapen, uijt schibachtige op malcanderen leggende deeltgens gelijck als den ajuijn doet.Ga naar voetnoot11 Ick heb voor desen aen UEdt geschreven,Ga naar voetnoot12 hoe dat het bloet bestont uijt globule, drivende door een seer klare dunne materie, off water, ick kan bij desen niet naerlaten, UEdt te adverterenGa naar voetnoot13,Ga naar margenoot+ dat ick 'tmijnen Huijse heb laten brengen, een quantiteit adergelaten bloet, van een swangere Vrouw, van welck bloet, ick het klare water, van het roode dicke bloet, na mijn vermogen heb | ||
these globules consists of more than a thousand small globules.Ga naar margenoot+ I examined tobacco-seed and saw that the inner substance or marrow is composed of very small globules; this seed was one of the most curious seeds I ever saw, for its ground-colour was yellowish and covered with little raised borders, that lay in rose-like figures and separated from each other, with a nipple-like excrescenceGa naar voetnoot5 at one side and I noticed several times two or three fibres springing from it when they had been soaked in water. Ga naar margenoot+I observed two or three small pearls after having broken the same into pieces, and saw that the same are composed of very small globules; the growth of the pearl takes place with scales, in the manner of an onionGa naar voetnoot6. Ga naar margenoot+I wrote to you previouslyGa naar voetnoot7 about the blood being composed of globules floating in a very clear and thin substance or water. I cannot omit communicating that I had brought to my house a quantity of venous blood from a pregnant woman. In this blood I separated | ||
laten separeren,Ga naar voetnoot14 ende alsdoen inde clare materie, die alleen een weijnich was hellende na de geele kant, niet en heb connen sien, als eenige seer weijnige deeltgens, die niet noterens waerdich en sijn, ende die ick voor globule aensach, dese voorverhaelde materie, heb ick een weijnich de vochticheijt laten wegh wasemen, ende alsdoen waergenomen, dat deselve materie doorgaens bestont uijt globule; ende het water meerder wegh gewasemt sijnde, vertoonden het een seer klaer en helder wesen, als off het glas geweest hadt, uijtgesondert daer het een weijnich dicker hadde gelegen, daer vertoonden hem doorgaens, seer veel aerdige figuertgens, als off uijt een punct int ront, seer gekartelde langh werpige bladerkens quamen, ijder bladt van een bijsondere gestalte, met ribbetgensGa naar voetnoot15 ende wiens eijnden en sijden gekartelt waren, alsmede quam uijt een bladeken, wel weder andere bladerkens, ende dese gantsche deeltgens schenen te bestaen uijt globule, ick heb de voorverhaelde seer klare materie, op veel plaetsen met de punct van een naelde doorhaeltGa naar voetnoot16, ende gesien, dat in alle de door gehaelde streepen, hem niet en vertoonden als globule, soo dat ick bij mij vast stelde, | ||
the clear water from the red thick liquid as well as I couldGa naar voetnoot8, and in the clear substance, that was slightly yellow of colour, I could see nothing but some few particles that are not worth noticing and that looked like globules. I caused some of the moisture of this said substance to evaporate and observed that the substance was composed of globules, and causing still more water to evaporate it showed a very clear and transparent matter as if it had been glass except where it had been spread somewhat more thickly, where many peculiar figures could be seen, as if oblong crenulated leaves had sprung from one central point, each leaf having a peculiar shape with ribs and crenate sides, and from those leaves sprung other leaflets and all those parts seemed to be composed of globules. I punctured the clear substance aforesaid in many places with a needle and saw that all the punctured places showed nothing but globules; therefore I concluded that this dried and clear substance | ||
dat dese gedroochde clare materie, niet en bestont dan uijt deeltgens, die ick omme haer kleijnheijt geen andere form, dan globule en can geven, ick verwonderde mij, doen ick sach, dat de hier voor verhaelde klare seer vloeijende materie, soo substantieel was, ende gedroocht sijnde, soo veel vaste delen naliet. Ick heb dan nu waergenomen in het bloet drie derleij deelen, te weten, de globule die het bloet root maken, het glasachtich ofte seer klaer wesenGa naar voetnoot17, dat het klaer water daer de globule in driven, na laet, ende dat uijt globule bestaet, welcke globule veel kleijnder sijn dan de laest gedachteGa naar voetnoot18 globule; ende dan de geestGa naar voetnoot19, ofte vochticheijt, die wegh gewasemt is. Ick heb oock waergenomen dat als ick de klare hier voor gedachte materie, die een weijnich gedroocht was, bij het vuijer bracht, dat deselvige als schuijm, off gist op vloogh, daer in tegendeelGa naar voetnoot20 de roode globule bloet, door het vuijer, haer op veel plaetsen, van malcanderen spreijden, ende veranderden in veel kleijne deeltgens. Ga naar margenoot+Ick heb voordesen aen UEdt geschrevenGa naar voetnoot21, dat alle de doorschijnende deeltgens, die op malcanderen leggen, in ons oogh wit sijn, als sneeuw papier etc. ende alsooGa naar voetnoot22 dit seggen strijdich is tegen het geene, ick vande klare, ten deele ofte geheel gedroochde materie, die ick hier vooren geseijt heb, dat int bloet is, alsmede strijdich is, tegen de klare globule die ick inde hier gemaeckte Zeep heb gesien. Soo sal ick alsnu seggen dat alle de doorschijnende deeltgens, die op malcanderen leggen, in ons oogh wit sijn, soo deselve deeltgens niet altevast, aen ende in malcanderen sijn vereenicht, ende dat als deselve seer vast in malcanderen sijn vereenicht, deselve in ons oogh een glasachtich wesen vertoonen. Ga naar margenoot+Ick heb op t laest van mijn jonghst voorgaende missive geschreven van een schibbetgeGa naar voetnoot23 van een eijcken bladt, etc. Jck neme de vrijmoedicheijt, UEdt een afteijckeningh van het selvige toe te | ||
consisted of nothing but particles to which I cannot give another name but globules by reason of their smallness. I was astonished to see that the said clear substance was so heavy and being dried left so many particles. I have observed in the blood up till now three kinds of particles, to wit: the globules that are the cause of the red colour of the blood, the glass-like or very clear substance that leaves the clear water in which float the globules and which is composed of globules which are much smaller than the globules mentioned previously, and the spirit or moisture that evaporated. I also observed that the clear substance, produced by the heat, came up like scum or yeast, but the red globules on the other hand changed into smaller particles and spread out by the action of the heat. Ga naar margenoot+Previously I wrote to youGa naar voetnoot9 that the transparent particles lying on each other appear white to the eye, like paper, snow, etc. And this is in contradiction to my assertion on the clear and partly dried substance of the blood, and also in contradiction to the clear globules I saw in our common soapGa naar voetnoot10. Therefore I will say now, that all transparent particles lying upon each other appear white to our eye, if those particles be not too closely united with each other, and if the said particles be united very firmly they appear like glass to your eye. Ga naar margenoot+At the end of my previous letter I wrote about an oak leaf etc. I take the liberty to send you a drawing of the same, and hope | ||
senden in hoope dat het UEt ende de Heeren curiuese Lieffhebberen niet onaengenaem en sal sijn. A B C D. sijn twee afgedruckteGa naar voetnoot24 bladeren van een Eijcken boom, uijt soodanige bladt van groote, als het kleijnste afdrucksel, heb ick uijt het middelste ribbetgeGa naar voetnoot15 A E. ontrent E. een schibbe uijt gesneden, ende dat voor mijn microscope gestelt, ende het selvige laten uijt teijckenen,Ga naar margenoot+ als G H I K. waer in sich tweederleij pori vertoonen, maer de teijckeningh ontrent de pori, en is niet wel gevolght,Ga naar voetnoot25 om dat de pori in het ribbetge haer bij na altemael seer ront vertoonden, L M N. is een schibbetge, uijt een ribbetge, dat uijt het eerste ribbetge spruijt, ontrent F. afgesneden, M O. ende L P. sijn striemtgensGa naar voetnoot26 van het bladt, dese tweederleij pori, in het ribbetge van het bladt siende jmagineerde ick mij, dat niet alleen inde stam, ofte tacken, van [den] boom, een circulatie was, maer datGa naar margenoot+ nootsaeckelijck, de circulatie in het bladt mede moste sijn,Ga naar voetnoot27 ick beelde mij dan inGa naar voetnoot28, dat de deeltgens waer uijt ick gesien heb, dat een eijcken blad bestaet, (ende die ongelooflijck kleijn sijn, en die ick globule sal noemen), niet een ogenblick in warme sonneschijn en connen sijn ofte deselvige moeten continuel. nieuw voetsel hebben, ende bij aldien een vande minste deeltgens, voetsel quam te mancqueren dat deselvige aenstonts soude comen te sterven, sonder oeijt weder te recht te connen comen, ende daer beneffens te gelijck dat het voetsel, dat ick mij verbeelde, dat door de groote pijpje[ns] wiert toe gesonden, een substantie in hem hadde, die niet licht door de lucht en conde wegh wasemen, maer dat deselvige altijt most overlaten eenige vaste deelen; dese vaste off substantiele materie, inde vocht vande boom sijnde, soo soude moeten volgen, dat het blat continuelijck, in groote soude moeten toenemen, ofte dat anders de substantiele delen, die ick inde vocht vande boom vast stel, genootsaeckt soude sijn, buijten | ||
that this will please you and the Gentlemen Amateurs. ABCD are the printsGa naar voetnoot11 of two leaves of an oak. I cut a piece from the median rib A near E and placed this under my microscope and hadGa naar margenoot+ the same drawn as GHIK which shows the kind of pores, but the drawing is not correct in regard to those pores, since the pores in the rib are nearly all round. LMN is a part of the rib that springs from the first rib, cut near F. MO and LP are strips ofGa naar margenoot+ the leaf. Seeing those two kinds of pores I came to believe that there is not only a circulation in the trunk or branches, which I put before my microscope and caused to be drawn, but that in the leaves also a circulation must take placeGa naar voetnoot12. I imagine that the parts that compose an oak leaf as I have seen (and as they are incredibly small, I will call them globules) cannot remain in the warm sunshine for a moment without needing fresh food, and if one of those infinitesimal particles should lack food, it would die immediately without a chance of repair, and I believe that the food that travels through the larger tubes contains a substance that does not evaporate easily in the air but that the same always leaves some solid substance. This solid substance being in the sap of the tree, it would follow from this that the leaf ought to increase in size continuously, or that otherwise the substances that I discovered in the sap of the trees would necessarily be expelled | ||
uijt het bladt te stooten,Ga naar voetnoot29 ende alsoo veroorsaecken, een huijt op het bladt te maken, (gelijck ick voor desen geseijt heb, dat het opperste Huijtge, aen ons lichaem gemaeckt wort, etc.) welcke huijt, wij op de bladeren vande eijcke boomen niet en connen waernemen; Wij connen inde afdrucksels, vande geseijde bladeren seer klaer, met het bloote oogh sien, hoe dat meest doorgaens, de cleijne ribbetgens, aen en in malcanderen responderen, als oock mede de heel kleijne ribbetgens, die niet te kennen sijn, als door een microscope, welcke vereeninge vande geseijde ribbetgens, onnodich soude wesen, soo daer geen circulatie en was. en alhoewel eenige medicijns alsnoch halstarrich ontkennen de circulatie van het bloet, om datmen het haer niet ooghschijnl.Ga naar voetnoot30 en kan bewijsen. Ga naar margenoot+Ick kan mede niet naerlaten, hoe wel het bij eenige belachelijck sal sijn, de ribbetgens in een bladt, eensdeels bij de aderen in ons lichaem te vergelijcken, Ick stelGa naar voetnoot31 dan de groote ribben, in het bladt, bij de groote aderen die in ons lichaem sijn, ende de kleijne ribbetgens, vergelijck ick bij de kleijne aderen, die uijt de groote aderen haer begin hebben, ende die eijntelijck in soo kleijne tacxjens verdeelt worden, dat wij die naeuwlijcx met ons oogh, connen bekennen, ende de alderkleijnste ribbetgens, die in het bladt sijn, ende die niet te kennen en sijn, als door een microscope, die stel ick bij de seer kleijne aderkens, die inde seer dunne vliesjens sijn, waer in dat de striemtgens vlees,Ga naar voetnoot33 als in geweven leggen, van dese vliesjens heb ickr veele soo dun van het vlees genomen, dat deselve naeuwl. met het oogh waren te kennen, ende deselvige vliesjens voor mijn microscope brengende, heb ick soo veel aderkens, inde selvige ontdect, als off wij met ons oogh, een gedeelte van een OmentumGa naar voetnoot32 van een beest aenschoude, ende daer in remarqueerde de striemen ende aderen, dese aderkens waren soo kleijn, dat ick die niet dan met verwonderingh aenschoude; Ick heb oock waergenomen, dat in en tusschen dese vliesjens, het vet gemaect | ||
by the leafGa naar voetnoot13 and therefore cause a skin to be made on the surface of the leaf (as I explained previously in regard to the origin of our outer-skin of the body) which skin we cannot observe on the leaves of the oak. In the impressions we can see very clearly with the naked eye how the small ribs of the leaves are interwined and also the very small ribs that are only visible through a microscope. This interlacing of ribs would be unnecessary if there were no circulation, albeit that some physicians deny obstinately the circulation of the blood because it cannot be proved visibly. Ga naar margenoot+I cannot omit comparing the ribs of a leaf with the veins of our body, though perhaps it may appear ridiculous to some people. The small ribs I compare with the small veins that spring from the larger veins and that are divided into branches so small, that we can hardly see them with the eye, and the smallest ribs of the leaves that can only be seen through a microscope can be compared with the very small veins that are in very subtle membranes in which the flesh appears as if it had been woven. I have taken membranes from the flesh so thin as to be hardly visible to the eye and putting those membranes under my microscope I discovered as many veins in the same as if we looked with the naked eye at a part of the omentumGa naar voetnoot14 of a cowGa naar voetnoot15 and saw therein the veins and strips. Those veins were so small that I observed them with astonishment. I also observed that in and between those membranes the fat is | ||
wort, dat tusschen het vlees leijt, als oock mede dat geen aderkens,Ga naar margenoot+ door de striemtgens van het vlees loopen,Ga naar voetnoot33 maer dat deselvige doorgaensGa naar voetnoot34 inde voor verhaerde (!) vliesjens geplaest waren: door dese seer kleijne aderkens jmagineer ick mij, dat de globule waer uijt dat de striemtgens vlees bestaen, continuel. gevoet worden, niet ijder globule int bijsonder, maer dat als een globule voetsel ontfanghende,dat het selvige continuel. aen veel andere globule overdoet. als bij exempel men jmagineert sich, een hoogh bierglas, gevolt met globule, gemaect van aerde, welckers axe van ontrent een halve duijmGa naar voetnoot35 etc. is, ende dat alle dese globule seer drooch sijn, uijtgesondert het alder bovenste globule dat nat is, ende dat men continuel. nat hout, dit soo sijnde, soo sal dit eene natte globule, alle de globule aen welcke het raeckt, van sijn nat mede delen, ende dese weder aen andere, ende soo sal comen te gebueren, dat alle de globule die int gantsche glas sijn, binnen weijnich tijts nat sullen worden, ende dus verbeelt ick mij, dat in gelijcke voegen,Ga naar voetnoot36 ontrent het voetsel van het vlees toegaet, oock jmagineer ick mij, dat inde voorverhaelde aderkens, die inde vliesjens sijn, eerst de circulatie, van het bloet geschiet, ende niet inde groote aderen die wij met ons bloote oogh comen te sien, want bij aldien het selvige geschiede inde groote aderen, soo soude het onmogelijck sijn, dat de alderkleijnste delen van ons lichaem, souden connen gevoet worden; jnsgelijcx verbeelt ick mij, datGa naar voetnoot37 met het voetsel vande cleijne deelen, vande bladeren vande boomen toe gaet. Mijn Heer permitteert mij, dat ick hier weder spreeck van dingen, die de anatomie raecken, ende waer over soo veel geleerde Luijden hebben geschreven, ende soo UEdt oordeelt, dat het selvige eenige aenstotelijckheijtGa naar voetnoot38 soude mede brengen, soo versoeck ick dat het UEdt aen niemant en communiceert, dat ick UEdts bescheijdenheijtGa naar voetnoot39 wil aen bevolen laten. Ick sende UEdt mede hier nevens de afteijckeningh van een been Luijs. Ga naar margenoot+fig: 1. A B C D E F. is de ommetreck, van een gedeelte vande been van een Luijs, B C. is de claeuw, die de Luijs toe sluijt om een haer daer mede vast te houden, E D is de duijm om jnsgelijcx | ||
Ga naar margenoot+produced that lies between the flesh and also that no veins run through the strips of fleshGa naar voetnoot16 but that these are situated throughout the membranes aforesaid. I imagine that the globules which compose the flesh are fed continuously by these small veins, not each globule in particular, but when a globule receives food, it yields this continuously to many other globules, as one, for instance, imagines a high beer-glass filled with globules made of earth with diameters of about half an inchGa naar voetnoot17 and that all those globules are very dry except for the uppermost globule that is moist, and that is kept moist continuously; if this be the arrangement, the moist globule will yield moisture to all the globules it touches and those again to others, and so it will happen that all the globules present in the glass will be moist in a short time, and I imagine that the feeding of the flesh takes place likewise. I also believe that the circulation of the blood begins in the small veins aforesaid that run in the membranes, and not in the large veins that are visible to the naked eye for, if the circulation took place in the large veins, it would be impossible that all parts of our body should receive food; I also believe that the feeding of the small parts of the leaves of trees happens likewise. Sir, permit me to discourse again on matters touching anatomy and on which many learned people have written, and if you are of opinion that the same is in any way offensive I pray that you will communicate it to no one. I trust to your discretion. Enclosed I send you the drawing of the leg of a louse. Ga naar margenoot+Fig. ABCDEF is the drawing of a part of the leg of a louse, BC is the claw that is closed by the louse in order to have hold on a hair. ED is the thumb that also serves to hold the hairs. | ||
een haer daer mede vast te houden, D. is een claeuwtge dat seer recht uijt staet geplaest op het eijnde vanden duijm, G G G G. sijn de haaren op het been vande Luijs; doch de microscope, die dus vergrooten, sijn bij mij weijnich off niet in gebruijck, om daer mede te observeren fig: 2. is de gantsche been vande Luijs, na het leven afgeteijckent, B C. desselfs wel geschapene klaeuw, D. een knobbeltge ofte verhevene uijt steecksel, tusschen welcke verhevene uijtsteecksel, tsij klaeuw, ofte duijm, de Luijs de alderkleijnste veseltgens off haertgens, kan beslaenGa naar voetnoot40, ende vast houden, aen welck uijtsteecksel sich vertoont, een kleijn klaeuwtge, die nietGa naar voetnoot41 teijnde als met een kleijn punctge uijt steeckt, ende als met een clapjeGa naar voetnoot42 tegen de verhevene bult aenleijt, Het claeuwtge aenden duijm, is een weijnich crom geteijckent, daerGa naar voetnoot43 het nochtans recht moet staen, A F G. is een uijtsteecksel aen het lichaem vande Luijs, dat sich mede als een lit ontrent A G. kan buijgen, en bewegen, de microscope die dus vergrooten, sijn bij mij meest in gebruijck, omme daer mede te observeren. Ga naar margenoot+UEdt seijt (in desselffs missive) dat UEdts Vrinden wel wenschte, dat de figuertgens van het sout, wat netterGa naar voetnoot44, en distincter, waren geteijckent, mogelijck dat mijn microscope, deselve niet claerder vertoont. Mijn Heer, weest verseeckert, dat mijn microscope deselve soo klaer, en net, heeft vertoont, als men sich soude connen jmagineren, figueren met het bloote oogh te sien; maer ick ben te beschuldigen, om dat ick niet teijckenen en can ten anderen om dat mijn voornemen is, de methode die ick daer ontrent gebruijck, aen niemant bekent te maken, ende dus treck ick maer simpel en rouw, de figueren met linien, alleen meest | ||
D is a little claw that is placed more forward at the end of the thumb. GGGG are the hairs on the leg of the louse, but the microscopes that enlarge in this way are not much used by me for observation. Fig. 2 is the entire leg of the louse drawn from real life. BC is its well shaped claw. D a tubercle or excrescence, between which tubercle, thumb or claw, a louse can size the smallest fibres or hairs, and which tubercle shows a small claw that sticks out at the end like a little point and lies against the tubercle with a sort of valve. The little claw at the thumb has been drawn somewhat crooked but it must be straight. AFG is an excrescence on the body of the louse that can move like a member at AG; the microscopes that give this enlargement are used for the majority of my observationsGa naar voetnoot18. Ga naar margenoot+You told me (in your letter) that your friends wished the figures of the salt to be more neatly and distinctly drawn, and that possibly my microscope did not show the same more clearly. Sir, be assured that my microscope showed the same as clearly and distinctly as one can imagine to see figures with the naked eye but the fault is mine, since I cannot draw and on the other hand since I have the intention to keep the method I use secret from everybody. Therefore I draw the lines rough and simple only | ||
om mijn Memorie te verstercken, ende die maer siende, de redenen van de figuer te geven,Ga naar voetnoot45 oock sijn eenige figueren soo netGa naar voetnoot46 en kleijn, dat ick niet en weet, hoe een goet teijckenaer, deselve soude connen volgen, off hij most die vergrooten; jnsgelijcx heb ick oock geteijckent, de figueren in eenige wijnen, inde Urine van vier distincte persoonen, inde boomGa naar voetnoot47, en raep olij, ende etc. Mijn Heer dit ist geringe, dat ick UEdt ende de Heeren Lieffhebberen, voor dees tijt heb goet gedacht, mede te delen, mijn seer gedienstelijckGa naar voetnoot48 versoeck is, off UEdt de goetheijt gelieft te hebben, ende mij te adverterenGa naar voetnoot13 vanden ontfangh van desen, als mede de tegen werpinge die tegen mijne observatien, souden mogen gedaen sijn, op dat ick de Heeren Lieffhebberen, na dees tijt meer ende meer contentement soude mogen geven, ende sulcx doende sal UEdt mij ten hooghst verplichten, ende sijt nevens alle de Heeren Lieff hebberen, aen wien ick ten hooghst verobligeert blijve seer gegroet. Jck sal onder des blijven.
Mijn Heer.
UEdts ten Hooghst verplichtn. Dienaer
Antonj Leeuwenhoeck | ||
to assist my memory with the sole intention to give the meaning of the figures; and besides some of the figures are so small I do not know how a good draughtsman could possibly reproduce them without enlargement; I also drew the figures seen in some wines, in the urine of four different persons, in oliveGa naar voetnoot19 and rapeseed oil, etc. Sir, these are the few observations I think it well to communicate to you and the Gentlemen Amateurs this time; my humble request is, you may have the goodness to acknowledge their receipt and to let me know the objections against my observations in order to satisfy the Gentlemen Amateurs more and more, and you will oblige me extremely by doing this. I greet you and the Gentlemen Amateurs to whom I feel extremely obliged. Sir, I remain your obliged servant
Antonj Leeuwenhoeck.] |
|