Uit de geschiedenis der Nederlandsche spraakkunst
(1939)–F.L. Zwaan– Auteursrecht onbekendGrammatische stukken van De Hubert, Ampzing, Statenvertalers en reviseurs, en Hooft
IV. Handschriften, Vroegere uitgaven, Wijze van uitgave.Wat wij over de hss. der waern. weten, danken wij aan de mededeelingen daarover in het voorbericht van Ten Kate voor zijn uitgave. Hij vermeldt eerst de uitgave van een klein aantal waern. ‘uit de ongedrukte schriften van den Drost aen 't gemeen.... meegedeelt’, door Van Hoogstraten in zijn Aenmerkingen over de geslachten der zelfst. nw. van 1700 (1e druk) en 1710 (2e druk).Ga naar voetnoot1) Eind 1710 echter kreeg Ten Kate een breeder afschrift der waern. van Mr. Matthias Ooster ter inzage, ongeveer zes maal zooveel bevattend als wat Van Hoogstraten gegeven had. Hij nam hiervan een zorgvuldige copie, plaatste naar Van Hoogstraten's voorbeeld nummers bij de waern. en gaf de oorspronkelijke pagineering in margine aan. Ooster deelde hem mee, dat hij zijn afschrift ‘voor vele jaren’ gekregen had van wijlen Bon. Overbeek, en meende, dat die het zijne ontleend had aan een ander ‘voorschrift’ van wijlen den ouden Gerard Brandt, ‘die wederom waerschijnlijk het zijne zal gevonden hebben onder de Ongedrukte schriften van den Ridder Hoofd zelf, waervan hem handreiking gedaen is geweest, toen hij de Werken van Dien Ridder uitgegeven en zijn Leven beschreven heeft’. Dit alles deelt Ten Kate mee in het jaar 1719. In 1723 voegt hij er het volgende aan toe: Kort voor het drukken der waern. zou beginnen ontving hij ‘een oud geschrift daer van’ van Adriaan Kattenburg, ‘tegenwoordig Professor Theolog.: onder de Remonstranten’. Deze had het als een oorspronkelijk hs. gekregen ‘van wijlen den ouden Gerard Brand’. Van Papenbroek bevestigde dat dit het origineele hs. Van Hooft was, op grond van het schrift (zie boven p. 107). Dit origineele hs. bevatte slechts waern. 1 t/m 62. ‘Hier mede was dit zak-boekje vol geraekt, en 't overige schijnt of in een ander boekje of op losse blaedtjes, die nu vermist worden, gezet geweest zijn; gelijk ik ook hier nog een los blaedtje bykreeg, wat grooter | |
[pagina 113]
| |
van form, en wel zekerlijk van dezelfde hand en Lettergedaente, behelzende nettelijk het slot van deze Waernemingen, beginnende van onze CXIX, tot de CXXVI Afdeeling daer onder’. (dat is dus de Gedenknis, die het slot der waern. vormt). Hij vergeleek zijn afschrift met het origineel en bevond, dat het precies gelijk was, tot in de spelling toe, behalve op enkele plaatsen, waar hij het origineel dus volgde. In dienzelfden tijd kreeg hij nog een ‘ander afschrift van een onbekende hand, dog even groot als dat gene, dat ik van Heer Ooster ter leen bekomen, en waer na ik het mijne afgeschreven had, van Do. Pr. Verwer, Leeraer der Remonstranten’. Ten Kate vergeleek nu w. 63 tot het einde in zijn afschrift en dit laatste, en bevond ze ‘genoegsaem in alles eenstemmig.... uitgenomen eenige zeer weinige en geringe verschilletjes, nu eens bij 't mijne, dan eens bij 't zijne beter; welk laetste ik dan ook in dit mijne overgebracht heb’. Noch van het origineele hs., noch van de drie afschriften die Ten Kate noemt, heb ik ergens een spoor kunnen ontdekken, ondanks al mijn nasporingen. Leendertz vermeldt in zijn Bibliographie (van 1931): ‘Geen hs.’ en daar moet 't voorloopig bij blijven. Het blijft overigens vreemd, dat van de vier hss., die met zekerheid in1723 bestonden, geen enkel bewaard zou zijn gebleven. Vroegere Uitgaven. De reeds genoemde uitgaven door D. van Hoogstraten en L. ten Kate zijn voortreffelijk beschreven door Leendertz in zijn Bibliographie der Werken van P.C. Hooft, no. 229, 230, waarnaar ik dus kortheidshalve verwijs. Wijze van uitgave. Men vindt hier de waern. herdrukt volgens de uitgave van Ten Kate. Dat deze groote zorg er aan besteedde, bleek boven. Zijn ‘Aenmerkingen’ heb ik weggelaten, en de Romeinsche cijfers, waarmee hij in navolging van Van Hoogstraten de waern. nummerde, vervangen door gewone. Op enkele drukfouten is in een noot de aandacht gevestigd. |
|