In de letterkunde zijn oud de romans van Oltmans, Marlitt en Xavier de Montépin; maar jong blijven de werken van Multatuli, Busken Huet, Hildebrandt en Van Deyssel.
Oud zijn Tollens, Heimers, Feith, Bellamy, maar jong, nog altijd jong, eeuwig jong blijven Vondel en Hooft, Victor Hugo, Goethe, Schiller, De Musset, Heine, Longfellow en Jacques Perk.
Oud zijn in de schilderkunst Pieneman, Koekoek, Schelfhout, maar jong zijn en blijven Rembrandt, Van Ostade, Jan Steen – Israëls en De Marissen!
In de ameublementen is juist het oude altijd jong; jong blijft de Lodewijk XV en XVI, maar oud is die van 1830!
Oud is menig café, ook al wordt het in middeneeuwschen stijl herschapen, want men weet 't niet waar? 't nieuwe op 't gebied der café's is nabootsing van 't oudste.
Oud zijn de poedelkrulletjes bij de coiffures der dames, jong de bandeaux à la oude dames.
Oud is de vierkante, jong de ronde monocle, zie 't maar aan Faure!
Alles wordt oud en alles wordt weer jong ook!
De vrouw, eeuwig jong, heeft toch heerlijkheden, die oud worden. Zelfs de kleur van 't haar werd gewijzigd naar de grillen der mode. De rossige tint heeft alweer afgedaan, leve de jonge blonde en zwarte lokken! Oud is de ... halve maagd, eeuwig jong de ingénue!
Overoud is de wrok der schoonmoeders, jong de liefde van schoonzoon – of schoondochter! Oud is de onenigheid in het huwelijk, maar heerlijk jong de liefde in het huisgezin! Totaal verouderd is de ongeneerdheid tegen-