| |
| |
| |
Een Slachtoffer.
Door P. D. van Eijsden.
(Een heer, angstig in 't rond ziende, komt op het tooneel, onderzoekt alle deuren, of zij gesloten zijn; daarna tot het publiek.)
Alleen .... eindelijk alleen .... hè, die rust, die kalmte om mij heen, zalig ... ik kan mij nu bewegen, zooals ik ik wil ... alles kan ik nu vrij doen, ... ik kan mijn beenen en armen uitslaan, zooals ik wil ... ik ben vrij en dat na zooveel weken ... U ziet mij aan voor een ontvluchte of ontslagen gevangene ... een dief ... een moordenaar ... neen, waarachtig niet, ik ben wel een ongelukkige, maar geen misdadiger ... tot nog toe tenminste ... ik ben ... (ziet voorzichtig rond) ik ben het slachtoffer van een amateur-photograaf ... Sst!... Weet u, wat dat zeggen wil?... neen, anders zoudt u niet zoo vroolijk kijken ... ik zou meer medelijden op uw gezicht lezen ... u weet het niet ... u denkt, dat het niet zoo erg is ... Ja, waarmede kan ik het vergelijken ... (bedenkt zich) ik weet niet beter te zeggen, dan iemand, die aan ver | |
| |
volgingswaanzin lijdt ... werkelijk, het is iets vreeselijks; men heeft geen pijn en toch lijdt men ... de krachten nemen dagelijks af, ... het lichaam wordt langzaam gesloopt ... Stel u voor nooit vrij te zijn ... nergens veilig ... altijd vervolgd door dat gehate toestel, dan van rechts, dan van links, van boven, van beneden ... 't nooit te kunnen ontvluchten ...
Ik ben gephotografeerd in alle mogelijke en onmogelijke poses, tot zelfs ... slapende, in mijn bed liggende, 'n aardigheidje van m'n vrouw, waarmede zij mij op 'n morgen verraste ... Aardig, hè?... 't Is een meesterstuk van bewerking, volgens mijn schoonvader ... Ik voor mij vind het net, of ik afgelegd ben ...
U moet weten ... m'n vrouw is een eenigst kindje ... wat zij wil hebben krijgt zij van mij ... van mijn schoonpapa en schoonmama, vooral als ik het eerst geweigerd heb ... Schoonmama zegt dan: ‘wil hij 't je weer niet geven, arm schaap, dan krijg je het van ons! Dit is een systeem, waar men zich eerst kwaad over maakt, maar bij voortdurende herhaling zelfs dankbaar door gestemd wordt.
Mijn vrouw wil gaan photografeeren ‘zoo aardig, zoo'n toestelletje, en niet duur’ ik weiger, wijs op de kosten, die er nog bij komen, zeg, dat ik m'n geld wel beter kan besteden ... mijn vrouw boos ... schoonmama heeft het subiet in de gaten ... haalt schoonpapa over, zoo'n ding te koopen en ... jawel!... het komt in huis ...
Op een middag bij den borrel is schoonpapa erg spraakzaam tegen mij, misschien 'n beetje verlegen en eindelijk met 'n aardigheidje en onder de triomfantelijke blikken van schoonmama, geeft hij mijn vrouw een toestelletje ...
| |
| |
mijn vrouw dol blij ... schoonmama zegt lachende; ‘dat mijn vrouw om zoo iets te krijgen, haar man niet noodig heeft!’ ... Aardig, hè?... Van af dien dag is het lijden begonnen ... U denkt, dat ik overdrijf ... dat ik overspannen ben ... Ach mijnheer, doe mij 't pleizier en koop eens zoo'n toestel voor uw vrouw en kom mij na eenige weken eens opzoeken, en als u den moed er nog toe hebt, zullen wij samen eens praten ... Enfin!... het is in huis, er wordt over niets anders gesproken, dan over photografeeren ... over licht ... het uur van den dag, waarop het beste licht is. Schoonpapa weet alles, is van alles op de hoogte, 's avonds is men het eens geworden over het uur en wordt met algemeene stemmen besloten, den volgenden ochtend te gaan poseeren, ... schoonpapa zegt in de zon ... schoonmama heeft altijd gehoord uit de zon ... mijn opinie wordt nooit gevraagd!... Aardig, hè?...
's Morgens vroeg wordt er begonnen, ... de heele familie is gehaast, ... zenuwachtig, ... schoonpapa beweert, dat men geen beter plaats kan hebben, om te photografeeren, dan in de veranda, prachtig licht ... vlak op 't Noorden, dat weet hij zoo precies, omdat als het maar een noordenwind is, men onmogelijk daar kan blijven zitten, men wordt doodziek ... de vorige bewoners zijn dan ook allen uit dat huis begraven, lijdende aan verschillende ziekten en ongelukken, tengevolge van het lange zitten in de veranda; ... over het licht is schoonmama het volmaakt eens ... ik word niet gevraagd, ... en de veranda wordt het atelier ... 't Begint!... wie het eerst?... ‘Jij, Henri!’ ... zegt mijn vrouw tegen mij ... ik antwoord weifelend: ‘ach moet ik nu ...’
| |
| |
Schoonmama maakt de opmerking, dat dit een lief begin zou zijn, ‘zoo'n zuursmoel’ het eerst te nemen ... Ik trek mij bescheiden terug, schoonmama zal de eerste zijn ... ik maak in stilte dezelfde opmerking .. maar dit geeft niet ... Papa gewapend met dat ding, met 'n gezicht, of hij een kanon moet richten en het doel mijn schoonmoeder was (o, ideaal!) gebiedt stilte ... er volgde een nare stilte ... Papa draait, zoekt, loopt achteruit, vooruit, wordt rood, dan bleek ... Schoonmama krijgt door het lange staan, zenuwtrekken om den mond, er gebeurt nog niets, altijd die doodsche stilte ... eindelijk roept de man wanhopig uit: ‘God! ik zie je moeder heelemaal niet meer!’ ... Schoonmama denkt aan een ongeluk ... vliegt naar hem toe, schudt hem en roept angstig uit: ‘Vader, wat scheelt je ... hier ben ik!... hebt je iets aan je oogen gekregen?’ Schoonpapa kijkt verschrikt op, door die onverwachte omarming en zegt kwaad: ‘Mensch, wat doe je nou, ik had je net ... blijf toch staan, waar je staat ... ga nu weg!...
Mijn verschrikte schoonmoeder keert nog zenuwachtiger terug ... naar haar plaats en tracht de vorige pose weer aan te nemen. Papa beweert, dat ze daar straks anders stond, mijn vrouwtje, dat het krek eender is, na een kleine woordenwisseling, waarbij schoonmama zich niet onbetuigd liet en de opmerking maakt, dat vader er toch niets van terecht zal brengen ... dat haar pleizier er al af is ... dat hij iemand maar voor gek laat staan ... en dat, als het nu niet gauw gebeurde hij naar de weerlicht kan loopen met z'n portretjes ... enfin! 'n gedecideerde ruzie, ... ik knijp er tusschen uit ... 's Middags kom ik thuis en wordt door allen aangevallen, waarom | |
| |
ik zoo gauw weg was gegaan ... 't was toch zoo aardig, zoo goed en voor den eersten keer ... Pa kende het prachtig ... Marie had het zoo gauw te pakken ... neen maar ... een succes ... kolossaal!!... In de oogen van mijn schoonmoeder was papa een van God gezonden photograaf, want in eens zoo iets te kunnen, dat toonde een geboren aanleg. Ik mocht niets zien, alles was bij den photograaf, om ontwikkeld te worden, ik moest maar geduld hebben ... de volgende ochtend wordt er gesproken en plannen gemaakt voor nieuwe groepen ... 's middags thuis komende, zitten ze alle drie mij op te wachten met gezichten, van zoo iets: ‘nou zal jij eens zien, met wie je eigenlijk te doen hebt’ en de kiekie's komen voor den dag ... en aardig, heusch aardig ... maar te klein en toen ik het nu ook aardig vond, toen nam de zaak een vlucht, neen maar ... ongeloofelijk!
Alles wordt nu gephotografeerd, er wordt nu zelfs gesproken over: ontwikkelen, scherp gesluierd, fixeeren, opname.... ik weet al niet wat .... de Zondagochtenden .... dat zijn kwade uren. Stel u voor, ik zit rustig de courant te lezen in de veranda, onhoorbaar komt mijn vrouw naar binnen, gewapend, dat wil zeggen met het toestel, ik doe of ik niets merk en lees door .... jawel, na een beetje heen en weer geloop, daar komt het: ‘Kom, mannetje, leg nou die courant eens weg, dan zal ik eens een kiekie van je nemen!’ .... Ik sta op en zeg op mijn vriendelijksten toon; ‘Hè ja, vrouwtje, doe dat!’ .... Zij. ‘Hoe zullen wij 't nemen vandaag?’ Ik. ‘Ach, zooals je wilt!’ Zij. ‘Nou, ga dan maar daar eens staan, hè?’ .... Ik loop als bij instinct naar de stoel, waaraan mijn schoonvader heeft gestaan, waarop | |
| |
mijn schoonmoeder heeft gezeten, waarop mijn hondje heeft gelegen, en waaraan ik zelf zooveel keer al heb gestaan .... Ik zou zelfs niet meer aan een anderen stoel kunnen staan, ik zou zenuwachtig worden, me niet thuis gevoelen ... enfin, .... ik pak mijn bekende leuning (het volgende wordt alles plastisch voorgesteld) ‘ja, mannetje, dat is goed .... niet zoo houterig .... kruip toch niet altijd bij dien stoel .... ga nu eens anders staan!’ .... Ik ga naar den schoorsteen (doet dit) neen, daar ook niet, neem die vaas eens in je hand, net of je aan de bloemen ruikt (doet dit) ja, zoo .... neen, nou verander je weer!’ Ik. ‘Neen vrouwtje!’ ‘'t Is wel waar, je stondt daar net heel anders!’ – ‘Waarachtig niet, vrouwtje!’ –‘Zet nou toch niet zoo'n saai gezicht, als je zoo doet, ga ik liever heen, ik vind je niets aardig .... Kom nou .... mannetje!.... – ‘Ja, vrouwtje!’ – O, wacht, kijk eens op je horloge .... dat is wel leuk! (doet dit.) Wacht, dan zal ik je anders nemen .... ga dan meer bij de kast staan (loopt naar de andere zijde van de kamer). Ja, zoo!.... Kun je nu de vaas ook niet vasthouden?.... (haalt de vaas). Ja .... zóó .... nu dichter bij de kast .... neen wacht, bij het gordijn!.... (doet dit). Neen, bij de makartbouquet .... ja .... laat me nou eens kijken .... een beetje meer op zijde .... neen, anderen kant .... nog meer .... dat is te veel .... ha!.... terug .... wat vooruit .... je hoofd wat naar achteren .... dat is te veel .... he!.... die hand weg .... neen .... niet zoo erg .... doe je horloge maar liever weg .... je eene hand aan het gordijn .... wat steekt je knie vooruit .... wat ben je toch mager .... zet je voeten over elkaar .... neen .... dat is leelijk en stijf .... O! wacht eens .... ga | |
| |
eens op de canapé zitten .... O jasses neen .... dan zie je je puntige knieën zóó .... ga daar maar weer bij de tafel staan .... niet zoo dicht .... nu valt er te veel schaduw op je gezicht .... heb je je haar laten knippen? 't is veel te kort .... 't Staat afschuwelijk .... Strijk je hand er eens door .... dat is te veel .... allemaal pieken!.... ga nou nog wat meer op zijde .... nog meer .... meer bij die stoel daar .... nog meer .... ja!.... nou je hand op de leuning .... ja .... zoo is 't goed .... je hoofd nog wat op .... mooi .... hè ja!.... blijf nou zoo even staan, want ik heb vergeten er platen in te doen!’ .... Zij vliegt weg en ik sta weer bij mijn ouwe stoel, waaraan mijn schoonvader heeft gestaan, waarop mijn hondje heeft gelegen en waaraan later mijn kinderen zullen staan, als ik ooit kinderen zal hebben; dit is een klein staaltje van de vele aanvallen uit de eerste periode.
De zomerreis staat voor de deur, 'n reisje naar Duitschland; – omdat ik geen geld heb en ze het kind, mijn vrouw, het toch zoo gunnen, worden wij voor rekening van Papa en Mama meegenomen .... Ik laat me dat welgevallen; ik wist niet wat er boven mijn hoofd hing. – Het begon al gauw. In de eerste plaats begint mijn vrouw te vragen om een grooter toestel; zij kon dan zulke aardige kiekie's van de reis meebrengen; – in mijn positie, de reis kostte mij niets, kon ik dat niet weigeren en koop een prachtig toestel, platen enz. enz., ik weet al niet wat.
Wij gaan op reis. – Schoonpapa heeft ook een toestel gekocht, iets grooter dan dat van mijn vrouw, dit had schoonmama hem aangeraden; – mijn vrouw is | |
| |
er voor het toestel niet in den koffer te doen; ik voor wel – ruzie – mama is er voor het toestel van schoonpapa niet in den koffer te doen – hij voor wel – ruzie – 'n dag mokken – wij gaan op reis.
Papa draagt zijn toestel – mijn vrouw het hare.
In de coupé worden de toestellen in de hand of op de schoot gehouden; alles gaat goed; – de eerste uren worden er geen bijzondere aanvallen gedaan .... Soms een opwelling van schoonmama om even een kiekie te nemen van zoo'n dikken duitscher of knappen chef, waarop schoonpapa antwoordt dat de platen voor zulke dingen te duur zijn of anders net doet of hij stokdoof is en doorloopt; ik neem van alles nota.
De reis loopt zonder stoornis af; hôtel, alles in orde; – de eerste dag wandelen, de heele dag gesjouwd met de toestellen, maar door het vreemde, het mooie, gelukkig heelemaal vergeten kiekie's te nemen; – de volgende dag dito; – de derde dag weer gewapend op marsch, en alsof het als een koorts over beiden kwam, ... tegelijk wordt de aanval gedaan; schoonpapa roept in eens: ‘moeder, blijf even zoo staan, dan zal ik je eens nemen! en alsof ik een stomp in mijn lenden kreeg, hoor ik mijn vrouw roepen: ‘ja vent! ik jou!’ – Daar had je 't!.... Van af dat moment was de rust weg en is het bombardement begonnen en heb ik gestaan met of zonder schoonmoeder op 'n berg zóó (beweging) naast 'n berg, zus (beweging) in een berg zóó (dito) onder een berg zus (dito) ... Hier wil ik u even het lijstje opnoemen van de kiekie's van mij alleen genomen; van die met mijn schoonmoeder op of in mijn armen, spreek ik nog niet.
Een met mijn hoed op.
| |
| |
Een met mijn hoed af; ... aardig hè?...
Een met de parasol van mijn schoonmoeder op.
Een op een ezel zittende een meesterstuk.
Een met de mantel van schoonmama over de schouders ...
Een waar ik mijn tong uitsteek, aardig om je dood te lachen.
Een groep met schoonpapa en mama tegen een berg zittende, prachtig gelukt! over de leuning van een brug kijkende, met papa klinkende in een priëeltje; nu, dit kwam niet veel voor ... dus als bijzonderheid is dit wel aardig!
Een mijn schoonmoeder de hand reikende, een berg beklimmende; – een waar ik sta te praten met een knappe dochter van den hotelier; 'n ongepaste aardigheid van papa; in een bootje, uit een bootje, onder een bootje, o neen, nog niet!
Verder kan ik u mij nog laten zien: ‘loopende, rookende, drinkende, zittende, liggende, rijdende, slapende, etende, geeuwende, klimmende, dalende, zingende ... dit laatste moet er bij gezegd worden, anders merk je daar niets van.
Begint u nu iets te begrijpen van die vervolgingswaanzin? Niets kan ik meer doen of het wordt gephotografeerd; niets is voor die lijders aan photocleptomanie heilig, je bent in hun omgeving en je wordt, waar en wanneer ook, ‘even genomen’. – En dan de platen nog! O, die platen! Nachtmerrie van mijn zomeruitstapje!.... Overal photografen afloopen voor het ontwikkelings-proces, breken, 't eene ongeluk na het andere; – dan te veel, dan te weinig. – Op een snikheeten dag hadden wij weer van de bekende groepen gemaakt, gekke | |
| |
standjes aangenomen, ik weet al niet hoe en wat; de heele middag bezig geweest .... Thuis komende gauw gaan ontwikkelen; jawel, schoonpapa had vergeten er platen in te doen .... Een andere keer weer groepen en standjes gemaakt; thuis gekomen, jawel .... alles over elkaar, door elkaar, ik weet al niet wat zotte dingen .... een roeibootje dwars over een lijkwagen .... een fietsrijder op het hoofd van mijn schoonmoeder .... mijn schoonvader met zijn beenen zittende in een locomotief!..., Verrukkelijk!.... Ten overvloede maken wij nog kennis met een heer en dame, ook lijdende aan dezelfde ziekte en daar begint den aanval opnieuw; – ik ben weer in hoofdzaak het slachtoffer .... Al de groepen worden herhaald, mijn schoonmoeder, mijn vrouw en ik nemen weer de verschillende pose's aan, die elken artistieken amateur-photograaf zoo dagelijks in zijn hoofd krijgt, en nu thuis komende, zijn de helft van de platen gebroken; .... maar, o noodlot! diegenen waar ik met mijn schoonmoeder op sta, zijn gespaard gebleven en hoor ik dagelijks van de vrienden die de prachtcollectie komen bewonderen, dat ik zeker wel erg dol op mijn schoonmama ben, want de aardige groepjes zijn daar toch 't bewijs van!.... O gruwel, ook dit nog! Verwenscht zijn alle photografietoestellen!
O neen, nog niet! Ik zal mij wreken! Ik ga een nog grooter toestel koopen voor mij zelf en zal anderen laten lijden wat ik geleden heb ... en zoodoende trachten aan mijn vervolgers te ontkomen!
|
|