trouwen. Er viel niet tegen te redeneeren; we moesten tot den dageraad eener nieuwe eeuw wachten.
Waarom? Ja waarom? dat vraag ik u, of liever vraagt u 't hem. Hij wil, hij beveelt, hij decreteert, hij stelt voorwaarden, hij geeft de lakens uit! Waarom! Ik heb 't al lang opgegeven hem naar het hoe of waarom te vragen. Hij wil, omdat-i zoo'n Piet is, en uit!! Met het hoofd in den schoot vrijden we dus, gelaten, door; uren, dagen, maanden, jaren, zooals 't zooveelste gezang luidt. Onze vrienden hadden ons den bijnaam gegeven van Jacob en Rachel .... gelukkig dat Laban, mijn schoonpapa, geen dochter Lea had om me die als een kat in den zak te verkoopen.... We vierden Sinterklaas 1899. De oude eeuw lag daar te midden van boterletters, borstplaten en marsepijn als een stuk taai-taai, waartegen wij als verwende kinderen den neus optrokken. De nieuwe eeuw was dus in aantocht, en berekenden dat we uiterlijk den 2en Januari 1900, onze huwelijksreis konden aanvaarden.
Nadat we den provoost-geweldenaar met allerlei sinterklaas cadeautjes getracht hadden mild te stemmen, bracht ik, zoo tusschen een stuk boterletter en een glas punch ons huwelijksplan op het tapijt.
– Trouwen? zeker mag jullie trouwen, dacht je soms dat ik mijn woord terug nam? jullie trouwt!!! in de twintigste eeuw.
‘Nu ik: Zeker, een man een man, een woord een woord .... Dus, als we over veertien dagen ten ondertrouw gaan, zijn we juist den tweeden Januari 1900 getrouwd .... vindt u dat goed?
– Negentien honderd? nee, jongetje (dat jongetje ben