Souterliedekens
(1540)–Willem van Zuylen van Nyevelt– Auteursrechtvrij§ Moyses, ende der kinderen van Israhel sanck. Cantemus Domino, gloriose magnificatus est. Na de wise. Die mey staet vrolijck in sinen tijt met loouerkens ombehanghen, soect desen voys vore opten .lxxiij. psalm.NV laet ons singhen den Heere met vre Ga naar margenoot+
Want heerlijck is hy verheuen
| |
[Folio Y5r]
| |
Hy heeft gheworpen al inder ze
Man ende peert verdreuen
God is (hoort dit bewijs)
Mijn stercheyt ende prijs Ga naar margenoot+
Gheworden is hy sonder scheyden
Tot mijnder salicheyden.
Dit is mijn God, dyen ick eeren can Ga naar margenoot+
Mijns vaders God sal ick louen
Hy is recht als een strijdtbaer man
Sijn naem is die Heer hier bouen. Ga naar margenoot+
Die waghens van Pharao
Met al zijn legher sno.
Heeft hy al in die zee gheworpen
En liet haer dwater slorpen.
Sijn wtuercoren princen, zijn Ga naar margenoot+
In die roode zee verdroncken,
Haer die afgronden bedecten fijn
Als eenen steen si soncken
V rechter hant voerwaer Ga naar margenoot+
Was groot, ende sterck daer.
V hant den vyant heeft verslaghen
Heerlijck verneert met plaghen.
Ghi hebt ghesonden v gramscap groot Ga naar margenoot+
Die heeft haer gans verswolghen
Die wateren versaemden aen eenen cloot
Doer uwen gheest verbolghen
Doen bleef die water vloet, Ga naar margenoot+
Staende tot ons behoet
En midden in die zee ontbonden,
Vergaerden die afgronden.
Doen sprack die viant met fellen sin Ga naar margenoot+
Ick salse veruolghen, en vanghen
En deylen den roof voer mijn ghewin
En veruullen mijns siels verlanghen
Ick sal mijn blancke sweert Ga naar margenoot+
| |
[Folio Y5v]
| |
Wt trecken onuerueert
Op dat ick haer sal moghen bederuen
Mijn hant sal haer doen steruen.
Uwen gheest blies van die zee, gedemt Ga naar margenoot+
Sijn sij doen alte malen
Recht als een loodt in dat water swemt,
Sachmen haer te gronde dalen.
O God van hemelrijck Ga naar margenoot+
Wie mach v zijn ghelijck?
Van allen die haer crachtich beroemen,
Hoe canmense bi v ghenoemen?
Groot in heylicheyt, ende excellent, Ga naar margenoot+
Vreeslijck, seer weerdt om prisen
Sijt ghi: ende hebt ghedaen present
Veel wonders willen bewisen
Als ghi v hant wt staect Ga naar margenoot+
Daertrijck heeft haer gheraect
End heefse willen gans verslijnden
Soe dat si alle verdwinen.
U volck wout ghi leyden doer v ghenay
Dat ghi hebt willen beuriden
Ghi droechtse doer uwe stercheyt fraey Ga naar margenoot+
En hebtse willen vliden
Al in v wooning reyn
Die heylich is certeyn
Als dit die Philistinen hoorden Ga naar margenoot+
Sij bedroefden haer, ende stoorden.
Die princen van Edon doen zijn verbaest Ga naar margenoot+
En die stercke Moabiten
Van vreese verdwenen si zijn bi naest,
Oock versmolten die Cananiten
Laet op haer vallen snel Ga naar margenoot+
Anxt, ende vreese fel
Doer uwen grooten arme crachtich
Wilt dit volbrenghen machtich.
| |
[Folio Y6r]
| |
Dat sij onberoerlijck zijn als een steen Ga naar margenoot+
Tot dat uwen thoorn is gheweken
Tot dat v volck doer gaet ghemeen
Dat ghi hier hebt verkeken
Ghi sult doer uwe trou
Daer leyden man en vrou. Ga naar margenoot+
En planten inden berch gheheele
Van uwen erf deele.
In v stercke woninghe van v ghebaut Ga naar margenoot+
Sult ghise Heere leyden
In uwen tempel, heylich menichfout
Dyen v handen bereyden Ga naar margenoot+
Eewich sal God die Heer
Eewich end ymmermeer
Met grooter heerlijcheyt regneren
End eewich domineren.
Pharao met waghens, ende al zijn heyr Ga naar margenoot+
Met al zijn garnisoene
Die is ghegaen in dat roode meyr
Met al zijn ruyteren koene
God heeftse al ghecrenct
End metter zee ghedrenct
Maer die van Israel zijn ghetoghen Ga naar margenoot+
Int midden doer den droghen.
|
|