Souterliedekens
(1540)–Willem van Zuylen van Nyevelt– Auteursrechtvrij§ Den sanck van Anna .i.Regum.ij. Exultauit cor meum in Domino. Na de wise. Alle mijn ghepeys doet my so wee. Soectse vore opten .xvi. psalm Dauid.Mijn herte heeft hem soe seer verblijt. Ga naar margenoot+
| |
[Folio Y4r]
| |
En dat in God den Heere mijn
Mijn hoorn die is verheuen wijt
Al inden Heer met bliden schijn Ga naar margenoot+
Mijn mont heeft open willen zijn
Om mijn vyanden te verbreyden
Dyes ick mi hier verblide fijn
Heer in v salicheyden.
Niemant en is soe heylich nv Ga naar margenoot+
Als God die Heer ghepresen
Daer en is gheen ander behaluen v.
Noch daer en mach gheen ander wesen
Een God soe sterck gheresen
Als onse God, daer om wilt leren Ga naar margenoot+
Niet vele, oft hooghe, mids desen
Te spreken, noch te glorieren.
Het oude laet gaen wt uwen mont Ga naar margenoot+
Want God die weet veel consten schoon
Hem die ghedachten tot alder stont
Worden bereyt voer sinen throon
Die stercke (hoort na desen thoon) Ga naar margenoot+
Is haren boech gheheel verwonnen
Den crancken wert tot haren loon
Stercheyt van God ghesonnen.
Al die eerst waren heel versaeyt Ga naar margenoot+
Die zijn om broot ghehuert certeyn
Die hongherighe zijn met broot ghepaeyt
Tot dat hier baerde kindren cleyn Ga naar margenoot+
Die was onuruchtbaer ghehouden pleyn
Maer die veel kinderen begorden,
Vermindert is, en bleef alleyn
End is seer cranck gheworden.
Die Heer slaet doot, en leuen doet, Ga naar margenoot+
Soe dat belieft zijn maiesteyt.
Wanneer dat hem dunct wesen goet
Hy wt, en in, der hellen leyt
| |
[Folio Y4v]
| |
Hy can verarmen (hoort dit bescheyt) Ga naar margenoot+
En hy can wel maken rijcke
Vercleynen, en verheffen breyt,
Den armen wecken wt den slijcke.
Hy heft den armen wt dat stof Ga naar margenoot+
Dat hi mach sitten bi den hooghen
Dat hi der eeren stoel, met lof Ga naar margenoot+
Mach houden, onbedroghen
Die Heere, sonder loghen Ga naar margenoot+
Des werelts hoecken can behouwen
Daer hy, doer zijn vermoghen
Die heele werelt op const bouwen.
Die voeten zijnre heylighen fier Ga naar margenoot+
Die sal hy wel bewaren
In duysternissen sullen hier
Swighen die boose scharen
Want (hoort na mijn verclaren)
Gheen man en sal doer zijnder crachten
Sterckheyt connen vergaren
Wilt op dese woorden achten.
Gods vyanden, fel, ende stout Ga naar margenoot+
Hem sullen vreesen (hoort dit liet)
Den donder sal hy menichfout
Op haer doen clincken, met verdriet.
Die werelt sal hy met alle vliet Ga naar margenoot+
Rechten: het rijck zijn coninck gheuen
Den hoorn van zijn ghesalfden siet
Sal hi doen zijn verheuen.
|
|