Souterliedekens
(1540)–Willem van Zuylen van Nyevelt– Auteursrechtvrij
[Folio X6r]
| |
LOeft God den Heer der Heeren soet Ga naar margenoot+
Sijn lof te singhen dat is seer goet
Het lof van zijnder duechden
Het lof van zijnder duechden
Is suyuerlijck, vol van vruechden//van vreuchden.
God onse Heer const maken wel Ga naar margenoot+
Hierusalem: hy vergaderen sel
Die ballinghen by namen
Die ballinghen by namen
Van Israhel, sal hy versamen.
God die daer can ghenesen fijn Ga naar margenoot+
Al die daer bedruct van herten zijn
Die hier veel lidens vinden
Die hier veel lidens vinden
Haer wonden can hi verbinden, verbinden.
Die can tellen die sterren al Ga naar margenoot+
Al zijnse seer menich int ghetal
Hier bouen hooch verheuen
Hier bouen hooch verheuen
Hi can hen haer namen wel gheuen, wel geuen
| |
[Folio X6v]
| |
Ons Heer, ons God is groot, gheacht Ga naar margenoot+
Seer groot, en ghepresen is zijn cracht
Sijn wijsheyt onghemeten
Sijn wijsheyt onghemeten
En can men, noch tellen, noch weten, noch weten
Al die saechtmoedich zijn voerwaer. Ga naar margenoot+
Die Heere ontfangt die alle gaer
Den sondaers hier beneden
Den sondaers hier beneden
Ter aerden can hi vertreden, vertreden.
Singt God, en weest met vruecht veruult Ga naar margenoot+
Wanneer ghi hem hier beliden sult
Singt God al opter herpen
Singt God al opter herpen
Sijn lof en wilt niet verwerpen, verwerpen.
Hy die den hemel gheheel perfect Ga naar margenoot+
Wanneert hem belieft, met wolcken dect:
En die doer zijn goetheyden
En die doer zijn goetheyden
Der aerde can reghen bereyden, bereyden.
Hy die daer voort brengt alle ghewas Ga naar margenoot+
Op hooghe berghen hoy ende gras.
En cruyt na zijn belieuen
En cruyt na zijn belieuen
Den menschen daer me te gherieuen, gherieuen
Hi die can gheuen (hoort dit bewijs) Ga naar margenoot+
Den beesten haer eten, ende spijs
Den rauens ionck van daghen
Den rauens ionck van daghen
Als si tot hem roepen, en claghen, en claghen.
Sijn wil en behaghen, hi niet en keert Ga naar margenoot+
Al tot die stercheyt van een peert.
Noch in des menschen beenen
Noch in des menschen beenen
Sal hy zijn behaghen verleenen, verleenen
| |
[Folio X7r]
| |
God heeft een welbehaghen siet Ga naar margenoot+
Op die hem vreesen, en anders niet.
En hy sal niet versmaden
En hy sal niet versmaden
Die hopen op zijnre ghenaden, ghenaden.
|
|