Souterliedekens
(1540)–Willem van Zuylen van Nyevelt– Auteursrechtvrij§ Den C.xlvij. psalm Lauda Hierusalem. Na die wijse. Wel op laet ons gaen riden, ende sadelt mi mijn peert. § Loeft God.LOuen soe wilt den Heere Ga naar margenoot+
Hierusalem talder tijt.
Wilt louen en gheuen hem eere
O Syon seer ghebenedijt.
Want hy uwer doren sloten Ga naar margenoot+
Heeft seer gheconforteert
Vwen kindren onuerdroten
Hy heeft veel ghelucx vermeert.
Die stelt doer zijn ghenaden Ga naar margenoot+
Pays, ende vrede soet,
En die v can versaden
Met koorne seer vet, en goet.
Hy seyndt zijn woort met hoopen Ga naar margenoot+
Ter aerden hier ouer al
Sijn woort can haestelijck loopen
Hier beneden in dit aertsche dal.
Die gheeft, en can bereyden Ga naar margenoot+
| |
[Folio X7v]
| |
Als wol, die sneeu seer claer:
Den neuel hy can verspreyden
Als puluer end asch voerwaer
Sijn ijs nae zijn behaghenGa naar margenoot+
Als stucken van crystal hy gheeft
Wie mach zijn vorst verdraghen
Sijn cou, die hier op aerden leeft.
Sijn woort sal hy wt seynden Ga naar margenoot+
Dat ijs dan smelten moet
Sijn wint sal aen allen eynden
Blasen: dan het water vloet.
Die Iacob can verbreyden Ga naar margenoot+
Vertellen zijn woert seer goet
Sijn oerdeel, en gherechticheyden
Hy Israhel dan open doet.
Hy en heeft tot gheenen stonden Ga naar margenoot+
Een nacy aldus ghedaen
Sijn gherechten aldus ontwonden
Als Israhel: (wilt dit verstaen)
|
|