Souterliedekens
(1540)–Willem van Zuylen van Nyevelt– Auteursrechtvrij§ Den .C xxxvij. psalm. Confitebor tibi Domine. Na de wise. Die my eens te drincken gaue, ick songhe hem een goet liet.ICk sal beliden v mijn God Ga naar margenoot+
Wt al mijns herten gront
Want ghi mijn woorden (sonder spot)
Hebt verhoort tot alder stont.
End ick sal louen v met sanck Ga naar margenoot+
Inder enghelen clear aenschijn
Vwen naem prisen mijn leuen lanck
Bidden in uwen tempel fijn.
Uan v bermherticheyt seer goet. Ga naar margenoot+
V waerheyt seer bequaem
Ghi hebt verheuen metter spoet
Vwen heylighen grooten naem.
Wanneer ick v sal roepen aen Ga naar margenoot+
Op sulcken dach my hoort
Ghi sult mijn siel met cracht beuaen
Ende maken seer confoort.
| |
[Folio V5r]
| |
U moeten hier beliden Heer Ga naar margenoot+
Die coninghen opter eerdt
V woorden vol van alder eer
Hebben sij ghehoort, begheerdt.
Laet haer in Gods weghen fier Ga naar margenoot+
Singhen: ende maken vruecht
Groot is zijn heerlijcheyt alhier
Ende vol van alder duecht.
Want God verheuen is seer hooch. Ga naar margenoot+
Dat cleyn is, hi bespiet.
Van verre, dat hooch is, met zijn ooch
Hy bekent: en claer aensiet.
Ist dat ick hier in liden swaer Ga naar margenoot+
In druck sal moeten gaen
Sult ghi mi dan mijn lieue vaer
Troost, en leuen doen ontfaen.
Al op den thoorn van mijn vyant Ga naar margenoot+
Hebt ghi v hant ghestrect
End hebt met dijnre rechter hant
My ghesalicht heel perfect.
Uoer mi sal God verghelden siet: Ga naar margenoot+
Eewich duert v goetheyt
Het maecsel wilt versmaden niet
Van uwen handen hier bereyt.
|
|