Souterliedekens
(1540)–Willem van Zuylen van Nyevelt– Auteursrechtvrij
[Folio O8v]
| |
HOort mijn ghebet o Heere Ga naar margenoot+
Mijn roepen wilt ontfaen
En wilt toch niet so seere Ga naar margenoot+
V aensicht van mi slaen
Op sulcken dach, op sulcken tijt
Als mi die droefheyt heeft gheslaghen
V ooren Heer ghebenedijt
Ontfanghen moeten mijn claghen.
Als ick met groot verlanghen Ga naar margenoot+
Sal roepen op sulcken dach
O Heer wilt dan ontfanghen
Mijn stem sonder verdrach
Mijn daghen hier als eenen roock Ga naar margenoot+
Verginghen, ende gans verdweenen
Recht als een vier so sachmen oock
Gheheel verbernen mijn beenen.
Ick ben als hoy ghesmeten Ga naar margenoot+
Mijn hert verdorde heel
End ick vergat het eten
Men sach my trueren veel
En mijn ghebeent om dit verdriet Ga naar margenoot+
| |
[Folio P1r]
| |
Heeft aen mijn vleesch vast willen cleuen
Veel lidens is mij hier gheschiet
Seer bang soe was al mijn leuen.
Ick en ben niet sonder sake Ga naar margenoot+
Een pelicaen gheacht
Een musken op den dake Ga naar margenoot+
Een huyl die vliecht bi nacht,
Recht als die hier verschouen zijn Ga naar margenoot+
En haer in eenicheyt gheneeren
Mijn vyanden bespotten mijn
Sy wouden teghens my sweeren.
Mijn broot ghemengt met asschen Ga naar margenoot+
Mijn dranck met tranen swaer
Uwen thoorn my wou verrasschen Ga naar margenoot+
Verwerpen oock voerwaer.
Mijn daghen zijn ghedeclineert Ga naar margenoot+
Ghelijck men siet een schay verdriuen
Ghelijck als hoy ben ick verteert
Niet lang en mocht ick hier bliuen.
Ghi Heer sult eewich dueren Ga naar margenoot+
End v memoriael
En laet Syon niet trueren Ga naar margenoot+
Ontfermt haers altemael
Die tijt die is ghecomen nv
Dat ghi haer gracy moecht verleenen
Dijn knechten die hier dienen v. Ga naar margenoot+
Seer wel behaghen haer steenen
Uwen naem hier sullen vresen Ga naar margenoot+
Die heydens al ghelijck
V glory hooch ghepresen
Die Princen van aertrijck.
Men sal zijn glory dan verstaen Ga naar margenoot+
Wanneer hy Syon sal op rechten
End hi aensiet den cleynen aen Ga naar margenoot+
Het bidden van sinen knechten.
| |
[Folio P1v]
| |
Dit moet worden bescreuen Ga naar margenoot+
Al in dander gheslacht
Dat God mach zijn verheuen
Namaels seer groot gheacht.
Hy sach neder int aertsche dal Ga naar margenoot+
Dat hi haer kermen mocht aenhoren Ga naar margenoot+
Die hier gheuanghen saten al
Tot steruen waren gheboren.
Dat sij in Syon louen Ga naar margenoot+
Sinen naem met haerder stem
Het lof van God hier bouen
Al in Iherusalem
Wanneer sij quamen met accoort Ga naar margenoot+
Om God te louen hier eendrachtich
God heeft mijn cracht also ghestoort Ga naar margenoot+
Ghecort mijn leuen seer crachtich.
O Heere wilt mi doch sparen Ga naar margenoot+
En roept mi niet te draey.
Eewich so zijn v iaren
Eewich duert v ghenaey
Hemel end aerdt hebt ghi ghestelt Ga naar margenoot+
Eewich sult ghi v cracht behouwen Ga naar margenoot+
Want alle dinck gheheel versmelt
Het moet certeyn heel verouwen.
Ghi moet haer reformeren Ga naar margenoot+
Ghelijck als een habijt
V iaren persisteren
Ghi blijft Heer die ghi zijt
Die kindren dijnre knechten goet Ga naar margenoot+
Bi v Heer sullen eewich wonen
Eewich ghi hier becliuen doet
V knechten ende haer sonen.
|
|