Souterliedekens
(1540)–Willem van Zuylen van Nyevelt– Auteursrechtvrij§ Den .lxxiij. psalm Vt quid Deus repulisti nos. Na de wise. Den mey staet vrolijck in sinen tijt.WAer om wilt ghi ons verlaten? Ga naar margenoot+
Vwen thoorn heeft ons beuanghen
Ghedenct op onse voersaten Ga naar margenoot+
Die ghi pleecht aen te hanghen.
Die ghi ghebenedijt Ga naar margenoot+
Hebt als v erue beurijt.
Tot een woning hebt ghi Syon vercoren
Waer om o Heer wilt ghy v verstoren.
Heft op v handen, en wiltse slaen Ga naar margenoot+
| |
[Folio L1r]
| |
Straft haer hoouerdicheyden.
Dijn tempel hebben si veel quaets ghedaen
Haren roem si hooch verbreyden Ga naar margenoot+
Int middel van uwer feest
Hoort men haer alder meest
Haren standaert hebben sij ontwonden Ga naar margenoot+
Wie can haer boosheyt wel doer gronden
Alsmen int bosch te houwen plach Ga naar margenoot+
Sach men haer den tempel verneeren
Sij hebben verbrant (hoort dit ghewach) Ga naar margenoot+
V plaetse, vol alder eeren.
Vwen tabernakel net
Hebben sij gheheel besmet.
Te vernielen si Gods dienst begaerden Ga naar margenoot+
Gheheel te brenghen wt der aerden.
Ons is gheen teeken gheopenbaert Ga naar margenoot+
Wij en hebben gheen propheten
Oft wij noch lang sullen zijn beswaert
Dat wij deynde mochten weten
Hoe lang sal dijn vyandt Ga naar margenoot+
V God hier gheuen schandt?
Hoe lang sult ghi v handen sparen? Ga naar margenoot+
Om te straffen dese scharen.
God heeft ons Coninc altijt geweest Ga naar margenoot+
Die ons salich plach te maken
Die zee hielt ghi doer v cracht, en gheest Ga naar margenoot+
Dat si ons niet en mocht ghenaken
Ghi hebt int water gheset
Der draken hoofden verplet Ga naar margenoot+
Tot een spijs hebt ghi den draec gesconcken
Den Mooren, als hi was verdroncken.
Ghi deedt die fonteynen springhen Ga naar margenoot+
Die riuieren heel verdroghen
Ghi thoonde ons groote dinghen
This al uwe sonder loghen.
| |
[Folio L1v]
| |
Den dach, end oock den nacht Ga naar margenoot+
Ghi hebt die Sonne ghewracht
En dat aertrijck oock met zijn frontieren Ga naar margenoot+
Die tiden condt ghi wel regieren.
Wilt doch ghedencken op desen spijt Ga naar margenoot+
Dyen sy v hier verthoonen
Sy hebben v naem met haer verwijt
Gheclaecht, sonder verschoonen
V tortelduyfken reyn Ga naar margenoot+
Die siel, die v alleyn
Can beliden, laet die niet vernielen
Ghedenct ons arme sielen.
Aensiet o Heer op v testament Ga naar margenoot+
Hebt v verbont voer oghen
Wij zijn in plaetsen seer onbekent
In duysterheyt ghetoghen
En wilt v armen niet Ga naar margenoot+
Beschamen met verdriet.
Die ellendighe tot allen stonden
V eer en lof vermonden.
Staet op o Heer, en tracteert v saeck Ga naar margenoot+
Denct hoe sy v verachten
Wilt desen sotten thoonen v wraeck
Haren spot hout in gedachten
Haren op gheblasen moedt Ga naar margenoot+
Haer haet en nidicheyt groedt
Wilt dit o Heer niet langher lyen.
Tghewelt van v partyen.
|
|