Souterliedekens
(1540)–Willem van Zuylen van Nyevelt– Auteursrechtvrij§ Den .lxxij. psalm Na de wise Een liedeken met vruechden goet en dat sal ick ons gaen beghinnen. Int walsch Dou vien celaHOe goet is God van Israhel Ga naar margenoot+
Die oprecht zijn van sinnen
Ic had bina gheuallen snel Ga naar margenoot+
Als ick het murmureren wou beghinnen
Als ic haer vrede sach Ga naar margenoot+
Die niet dan boosheyt pleghen
Mijn hert in pine lach
Dat sij veel voerspoets vercreghen
Niet lang, hoort dit ghewach
Hebben sij in die pijn
| |
[Folio K7v]
| |
des doots gheleghen.
Gheen menschelike swaricheyt Ga naar margenoot+
Noch liden heeft haer beuanghen
Hoouaerdicheyt al in haer herten leyt Ga naar margenoot+
Vol boosheyts zijn haer wegen ende gangen
Vet si van weelden zijn Ga naar margenoot+
Haren lust si hier hanteeren
Si spreken oock met boosen schijn Ga naar margenoot+
Teghens den Heer der Heeren
Teghens den hemel fijn Ga naar margenoot+
En si teghens der aerden blasphemeeren
Daer om so sal mijn volck goet Ga naar margenoot+
Hem stooten aen dese saken
Desen kelck met eenen swaren moet
Sullen sij moeten drincken ende smaken.
Sij spraken teghens die wet Ga naar margenoot+
Can God dit niet aenschouwen?
Dese sondaers siet ghi rijck en vet Ga naar margenoot+
Verloren is mijn betrouwen.
Dat ick mijn handen onbesmet Ga naar margenoot+
En suyuer van sonden hier heb ghehouwen
End oock ben ick gheslaghen seer Ga naar margenoot+
Van ioncx moest ick veel liden
End als ick dat vertelde weer Ga naar margenoot+
Woudick Gods wtuercoren seer betiden.
Als ick dat wilde verstaen Ga naar margenoot+
Mijn arbeyt was verloren
Maer als ick in v rijck sal gaen Ga naar margenoot+
Coemt my tverstant te voren
Wat condt die boosen hier ontfaen.
Wat groter salicheyt Gods wtuercoren
| |
[Folio K8r]
| |
Ghi hebtse op een ijs ghebracht Ga naar margenoot+
Vol stricken is gheset haer leuen
Wanneer si alder hoochste zijn gheacht,
Hebt ghise alder leechste weer doen sneuen
Sijn sy niet desolaet Ga naar margenoot+
Al om haer boose sonden.
Recht in ghelijcker maet
Als eenen droom beuonden. Ga naar margenoot+
Haer beelt hebt ghi ghehaet
Verschouen, vernielt tot allen stonden
Mijn hert dat was ontsteken my Ga naar margenoot+
Seer dom waren mijn ghedachten.
Bi een beest ben ick gheleken vry
Ghi hebt ghehoort o Heer mijn clachten Ga naar margenoot+
V was ick Heer ontrent
Ghi hebt mijn hant ghenomen Ga naar margenoot+
En leyde my, seer excellent
Liet mi tot glori comen.
Sijt mi altijt present
Alleen doer v ghenaden wilt mi vromen.
Wat had ick inden hemel dan Ga naar margenoot+
Als ick v moest ontberen?
Wat blischap ick op aerden winnen can
Als ghi v aensicht van mi wilt weren?
Mijn hert mijn vleesch verdween, Ga naar margenoot+
Mijn deel is God ghebleuen
Hy en laet mi niet alleen Ga naar margenoot+
Mijn siel wil hi aencleuen
Hy hoort alle mijn gheween
Mijn sonden heeft hy altemael vergheuen
Want al die hier ver van v dwaelt Ga naar margenoot+
Die zijn eewich bedoruen.
Al die na vreemde Goden taelt
Die hebben uwen thoorn eewich verworuen
Maer this mi groot profijt
| |
[Folio K8v]
| |
Dat ick God mach aenhanghen Ga naar margenoot+
Hy is mijn hoep altijt.
Ick heb seer groot verlanghen
Dat ick v glory wijt
In Syon mach verheffen met mijn sanghen.
|
|