Souterliedekens
(1540)–Willem van Zuylen van Nyevelt– Auteursrechtvrij
[Folio I8r]
| |
LAet onsen Heer der Heeren Ga naar margenoot+
Verrisen ter glorien
Die hem haten, onteeren,
Van boser memorien
Die moeten hier so wijcken Ga naar margenoot+
Alst was versmelten ooc
Voer god van hemelrijcken
Verdwinen als een roock.
Uoer God moeten verbliden Ga naar margenoot+
Die goede, doer vrolijcheyt
Singt God, wilt hem beliden, Ga naar margenoot+
Maect sinen wech bereyt,
Seer hooch is hy gheclommen
Ons Heer, van grooter faem
Den doot wou hi verdommen
Die Heer is sinen naem.
Weest bly voer God ghepresen Ga naar margenoot+
Die boosen crighen ghequel
Der weduwen ende wezen
Een vader God wesen sel
Hier bouen in zijn stede Ga naar margenoot+
God doet ons woonen fijn
Met liefde en met vrede
Ons hier eendrachtich zijn.
God vrijdt met zijnder crachten Ga naar margenoot+
Die leuen in swaer verdriet.
Maer die hem seer verachten
| |
[Folio I8v]
| |
Die moeten vergaen te niet
Doen ghi Heer voer ons treden Ga naar margenoot+
Hemel end aerdt gheheel
Die schudden ende reden Ga naar margenoot+
Al voer v aensicht veel.
Uwen reghen suldy schencken Ga naar margenoot+
Den menschen die ghi bemint
Alsmen die hier wil crencken
Soe houdt ghise ongheschint
Laet doch v creatueren Ga naar margenoot+
Woonen o vader goet
By v: laet haer ghedueren
Schenct haer v gauen soet
God sal zijn prekers gheuen Ga naar margenoot+
Sijn woort, van crachten groot.
Ons Coninck seer verheuen Ga naar margenoot+
Sijn liefde was totter doot.
Die schoonheyt vanden huyse
Deylde alleen den roof
Gods vrienden, van abuyse
Bewaren haer gheloof.
Slaept ghi tusschen die palen Ga naar margenoot+
V veyren die sullen zijn
Versiluert al te malen
Haer achterste blincken fijn
Van bleecken gouts coluere
In Selmon als God dan Ga naar margenoot+
Die Coninghen stelt op huere
Sneeu wit si worden can
Gods berch sonder loghen Ga naar margenoot+
Is vet ende wel ghedaen
Wat wilt ghi v dus poghen
Ghi hoeuelen (hoort dit aen)
Gods berch te verpletten Ga naar margenoot+
Dyen hy ghepresen heeft
| |
[Folio K1r]
| |
Want God (wilt daer op letten)
In desen berch leeft.
Wel hondert duysent waghens Ga naar margenoot+
Sijn daer, die God dancken schoon
God heeft seer veel behaghens
In haer verstaet den thoon
Seer hooch zijt ghi gheuaren Ga naar margenoot+
En naemt gheuanghen hier
Die Hel met al haer scharen
En schonct v gauen fier.
Wee hen dyet niet en gheloouen Ga naar margenoot+
Dat God in den berch woont
Ons Heer, ons God hier bouen Ga naar margenoot+
In ons zijn ghenaden croont
Die ons salich wil maken Ga naar margenoot+
Sijn vyanden hy hier breeckt
Sinen cop sal hi wel raken Ga naar margenoot+
Die hier in sonden steeckt
Mijn vyant sal ick iaghen Ga naar margenoot+
Wt Basan, end wter ze.
Sijn bloet v voeten draghen Ga naar margenoot+
V honden dat lecken me.
Die goeden dyet aenschouden Ga naar margenoot+
Verstanden Heer v hant
Al die v betrouden
Maecte ghi dat bekant.
Die Princen voer v ghinghen Ga naar margenoot+
En songhen seer excellent
En speelden schoone dinghen Ga naar margenoot+
Vrolijck op een instrument
Int midden vanden ionghen
Maechden loeft God altijt
Ghi Beniamin onbedwonghen Ga naar margenoot+
Ghi Princen wie ghi zijt. Ga naar margenoot+
U crachten wilt beuelen Ga naar margenoot+
| |
[Folio K1v]
| |
Maect sterck v wercken nv
Veel ghiften en iuwelen Ga naar margenoot+
Die coninghen brenghen v.
Bestraft den fellen beesten Ga naar margenoot+
Die hier als stieren al
Verstooren die goede gheesten
Veriaghen wt dit dal.
Uernielt die oerloech soecken Ga naar margenoot+
Legaten wt Mooren lant
Die sullen haer vercloecken
En maken met God bestant
Ghi rijcken vander aerde Ga naar margenoot+
Singt God en maect gheluyt Ga naar margenoot+
Den hemel hy aenueerde Ga naar margenoot+
Sijn stem gheeft hy virtuyt.
Wilt God glory bewisen Ga naar margenoot+
Sijn heerlijcke cracht voerwaer
Wou totten wolcken risen
Seer wonderlijck is hy daer. Ga naar margenoot+
Al in zijn lieue Santen
Den sinen gheeft hy macht
En wil haer duecht in planten,
Hem loeft dach ende nacht.
|
|