Souterliedekens
(1540)–Willem van Zuylen van Nyevelt– Auteursrechtvrij§ Den. xxvi. psalm; Dominus illuminatio mea. Nae die wise Ick weet een vrouken amoreus, si heeft mijn herte beuaen.GOd is mijn licht, mijn salicheyt Ga naar margenoot+
Voer wien sal ick beuen?
Voor wien sal ic scromen Gods maiesteyt Ga naar margenoot+
Die wil beschermen mijn leuen
Wanneer op mi versellen Ga naar margenoot+
Die bose mijn vleysch te vernie-
| |
[Folio D6v]
| |
len
Mijn vianden die mi quellen
Als rebellen
Men sach wel hoe sij vielen.
Als quaem tot mi een heyr seer groot Ga naar margenoot+
Gheen vrees en sal my nopen
Al waert een strijt al totter doot Ga naar margenoot+
Daer in soe sal ick hopen.
Ick heb een dinck hier in dit dal Ga naar margenoot+
Ghebeden: dat ick mocht woonen
Int huys des Heeren, mijn leuen al
End ick eysschen sal
Dattet my die Heer wilt thoonen
Dat ic sien mach Gods wil, en ghenuecht. Ga naar margenoot+
Sijn tempel mach besoecken:
Hi heeft mi verborghen al doer zijn duecht Ga naar margenoot+
Binnen zijnre wooning hoecken.
Als my quam druck beneuen
Seer hooch stelden my zijn handen.
Op eenen steen ghedreuen Ga naar margenoot+
Heeft hy verheuen
Mijn hooft, op mijn vyanden.
Ick heb omgaen zijn wooning goet Ga naar margenoot+
En bracht met groot verlanghen
Mijn offerhandt met een bliden moet
Tgheroep van minen sanghen.
En ick sal singhen een vrolijc liet
Een liedeken God ghepresen
Mijn stemme verhoort in mijn verdriet Ga naar margenoot+
| |
[Folio D7r]
| |
Als my druck gheschiet
Wilt my bermhertich wesen.
O Heer die stemme daer ick mede riep Ga naar margenoot+
Wilt hooren tot allen stonden
Mijn hert en minen gront seer diep,
Dat sprack tot een oorconden
Ghesocht (om vruecht te winnen)
Heeft v mijn aensicht Heere:
V aensicht sal ick beghinnen
Met al mijn sinnen
Te soecken altijt meere.
U aensicht van my wilt keeren niet Ga naar margenoot+
Noch in v thoornicheyden
Van dinen knecht doch niet en vliet
En wilt niet van my scheyden. Ga naar margenoot+
God die can salich maken
Ick bid v doer v ghenaden
En wilt my alsoe niet wraken.
Ende laken
Dat ghi my wilt versmaden.
Want mi verlieten (hoort dit propoost) Ga naar margenoot+
Mijn vader, ende moeder:
Die Heer my ontfinck, dyet al vertroost.
End hy was mijn behoeder.
In dinen wech stelt mi een wet Ga naar margenoot+
Wilt my o Heere planten
Int rechte pat my stiert en set
Dit doet te bet
Om mijnder aduersanten.
En leuert my niet in haer ghequel Ga naar margenoot+
Die my seer tribuleren
Die valsche ghetuyghen boos ende fel.
Die willen my verneren.
Die boosheyt liecht haer seluen veel
Maer dat ick wil betrouwen
| |
[Folio D7v]
| |
Dat ick hier nae int sleuens pryeel Ga naar margenoot+
Gods beste deel
Hier bouen sal aenschouwen.
Den Heere wilt doch verwachten hier Ga naar margenoot+
En wilt als mannen wercken.
Weest vroom, in al v crachten fier:
En laet v hert verstercken.
Verbeyt met paciency goet
Ghi en sult v niet bedroeuen.
Blijft onuersaecht in uwen moet
En wat ghi doet
Den Heere wilt vertoeuen.
|
|