Het oude Nederlandsche lied. Eerste vervolg: Souterliedekens
(1922)–Willem van Zuylen van Nyevelt– Auteursrecht onbekend130.
| |
[pagina 231]
| |
2.
Maria milt du hebst gestelt
Die alde vaders uten verlangen,
Die jaer en dach in wee, in clagh
Die voerhel hielt ghevanghen.
In alder tijt sidy ghebenedijt
Daer doer des hemels poorten
Te samen sijn ontsloten
Een heer af quam die hem benam
Pinen sware doer een jonckfrouwelijck baren.
3.
Maria reyn du bist alleyn
Der sondaren troost op eerden
Daer om u heeft de eewige wijsheet
Een moeder laten werden
Den hoochsten heyl die int grote oerdeyl
Ten joncsten dage sal richten
Hout mi in dijnre verlichten.
O weerde vrucht, alle mijn toevlucht
Heb ick, sondaer, aent cruyce bistu maer
Met Sinte Joannes ghegeven
Op dat du mijn lief moeder wilst sijn
Bescermt mi in dit leven.
4.
Maria claer du biste voerwaer
In groter smerte bevanghen
Doer sinen doot, verwerft mi, roose root,
Te beteren hier mijn leven
Ter stont ben ick ghegeven
Met sulcke pijn ende alder alleyn
Sonden scult ben ic u ghedult
Aen lijf ende ooc aen eynde
O roose root dese crancheyt groot
Wilt corts nu van mi weynden.
5.
Maria saert gemeerdert wert
In di groot liden en smerte
Als u kint doot een spere groot
Doerstac sijn saechte herte
Sijn bloeden sacht dat crancte dijn cracht
Mistroost dat dede u sincken,
Men sach Joannes wincken,
Gheras hi liep ende u op hief
Doen dat sweert dijn siel doer sneet
Daer Symeons woerden af ghewagen
O vrouwe waert! hy leyt int aert,
Des levens heere beclaghet!
| |
[pagina 232]
| |
6.
Maria weert als mijn arm siele keert
Van deser werelt moet sceyden
So coemt tot mi ende bescermt ghi
Op dat mi niet en verleyde
Die valsce tyran als ic niet en can
Sijn duvels list bekinnen
O Maria doet mi nu minnen
Werp om mi coen dijns mantels zoem
Wanneer dijn kint rechten wilt
So toont u joncfroulike borsten
Dinen soon Jesu spreect ‘Gheeft mij nu
Den sondaer die eewige ruste.’
EEN DEVOOT EN PROFITELYCK BOEXKEN 1539 nr. 245.
W. Bäumker (Kath. Kl. II 18) noemt het lied een Meistergesang uit het einde der XV eeuw. In elk geval vond de grootste Meistersinger, Hans Sachs, het belangrijk genoeg om het (in 1524) te veranderen in zijn ‘O Jesu zart’ (Erk-Böhme III 745). Omstreeks 1500 Werdener Liederhs en ndd in het Ebstorfer Liederhs. (JbfnddSpr XIV 67) en Marburgsch Hs uit Corbey (ib. XV 8). - Omstreeks 1505 Hs te München 808 (Erk-Böhme). - 1515-1524* Klebers Orgeltabulatur (ib.). - 1520 Ndd. vl. bl. samen met Danhusser (JbfnddSpr XVI 67). - 1567* Leisentritt (Ad. Lb. nr. 596). - Kath. Gsgb. 1567= 1599= 1600 en gedurende de heele 17de eeuw (Bäumker l.c.). - Vl. bl. z. pl. en j. in het Vaticaan (Stevenson inventario nr. 29133 rrrr.). |