Print Het oude Nederlandsche lied. Eerste vervolg: Souterliedekens(1922)–Willem van Zuylen van Nyevelt Vorige Volgende 71. Mijns liefs aenschouwen Mijnder jonger herten me(decijn)2 (Ps. XCVII) * Mijns liefkins claer an - scau - wen, mijns her - ten me - de - cijn, Laet mij in trau - wen rau - wen, U ei - ghen die - nar wil† ic zijn. In jon-sten fijn bliv ic u on - der - daen; in gheen - der no - den zo sal ic u boel-kin niet af - gaen. HS. IN HET BRITISH Museum ADD 35807 begin 16de eeuw WOLFF 25 driestemmige Oud-Ndl, Liederen nr. 4. De tekst geeft slechts die eene strophe en toont eenige afwijkingen van onze melodie aan. * Ik geloof dat hier een kwartnoot moest staan. De tekst zoude beter passen als men beide bronnen mengde: ‘Mijns liefkins claer anscauwen, mijns jongen herten medecijn.’ † Tekst ‘zo wil’. Vorige Volgende