Rebels en beminnelijk
(1978)–Belle van Zuylen– Auteursrechtelijk beschermdBrieven van Belle van Zuylen-madame de Charrière (1740-1805) aan Constant d'Hermenches, James Boswell, Benjamin Constant en anderen 1760-1805
Aan Benjamin Constant, 26 oktober 1794Blijf waar je bent, beste Constantinus. Het is niet mooi in Colombier, maar heel mooi in LausanneGa naar eind62. en in MézeryGa naar eind62.. Trouwens, je zou hier maar voor een korte tijd zijn, zeg je, en aangezien je minstens twee jaar uit Zwitserland wegblijft, is het beter vroeger dan later te wennen aan het leven zonder jou. Dat zal me zeer pijnlijk vallen, maar het moet, zonder meer. In het mooie seizoen zou ik zeggen: ‘Kom desnoods maar drie of vier dagen bij me doorbrengen,’ maar nu eens is het de scherpe wind, dan weer de mist of de regen, die het reizen in dit seizoen ongezond en onaangenaam maken. Ik heb je het verhaal van de jongeman uit Straatsburg gedaan om je iets te vertellen, dat bevalt je niet... Goed, het zij zo... Als ik een paar andere termen kende van meer uitdrukkelijke bijval, dan zou ik ze gebruiken, en je zou er volkomen zeker van kunnen zijn niet meer met een dergelijk verhaal door mij verveeld te worden. Dat is dat. Wat dat toezwaaien van lof betreft, Mme de Staël doet dat mij; ik heb jou niet voorgesteld dat voorwerp van je bewondering op te hemelen en het lijkt me voor jou evenmin moeilijk bijzonder aangename, welverdiende lof over haar te verkondigen. In haar afwezigheid, sprekend met anderen, met mij, valt het je zo gemakkelijk staaltjes van de meest charmante ophemelarij bij elkaar te brengen, dat je haar | |
[pagina 128]
| |
in haar aanwezigheid wel altijd moet bewieroken, de ene keer door je manier van luisteren, de andere keer door je wijze van antwoorden. Ik geloof alles wat je over haar vertelt. Ik geloof dat ze heel geestig is en niet minder goed dan intelligent, bovendien behulpzaam en voorkomend, wat anderen (ik bij voorbeeld) niet zijn en wat goedheid tot iets alledaags maakt en ten behoeve van jan en alleman. Ik heb je verzocht namens mij op haar brief te antwoorden, in de veronderstelling dat dit voor jullie allebei prettig en voor mij gemakkelijk zou zijn. Ik kan niet op brieven als de hare antwoorden en haar evenmin van tijd tot tijd bewieroken, zoals zij de goedheid heeft het mij te doen. Dat is alles. Maak je niet boos. Het is mijn schuld niet, als ik een nogal alledaags schepsel ben en als je voor de rest zo goed al mijn morele, politieke, enz. zwakheden kent, dat bij mijn eerste woord over onverschillig welk onderwerp, je al een bron van dwaasheid meent te zien, waarvan je de ontginning verhinderen moet. Het kost je heel wat moeite: je moet de opening van de bron weer dichtgooien en er zware stenen op leggen om de grond weer stevig te maken. Dat zitje dwars. CompatiscoGa naar eind63., maar ik zou niet weten wat ik eraan moest doen... Ik omhels je met liefde, hoewel een beetje gepikeerd over je twee uitdrukkingen: ‘Ik ben zo gelukkig steriele gevoelens af te weren, enz.’ en ‘Het is mij onmogelijk op het stuk van Mme de Staël zo inschikkelijk voor je te zijn, enz.’ Ik zweer je dat ik je dat op geen enkel stuk...Ga naar eind64. vraag. |