Rebels en beminnelijk
(1978)–Belle van Zuylen– Auteursrechtelijk beschermdBrieven van Belle van Zuylen-madame de Charrière (1740-1805) aan Constant d'Hermenches, James Boswell, Benjamin Constant en anderen 1760-1805
Aan Benjamin Constant, 24 september 1794Ga naar eind61.[...] Het vorig jaar liet ze mij verleid en gecharmeerd achter, maar de begoocheling hield op, toen ik mij bijzonderheden herinnerde. Deze keer is ze zeker even aardig geweest; we waren alleen, het kwam weer tot een gesprek; maar ik weet niet of we het over één punt eens zouden worden. Ze heeft mij een kijkje gegeven op alle mogelijke lummelige nieuwsgierigheden, opscheppend met haar geest alsof ze die helemaal niet bezat, pratend over mensen met titels alsof ze gisteren in de tus-senverdieping van een modezaak was genomen door meneer de Staël, en over de Parijse society als iemand uit de provincie die er maar zes weken in had verkeerd. Ze heeft me deze keer niet zoveel lof toegezwaaid, weinig maar aardig, en heeft mij tweemaal een klein trapje gegeven om zich op Zulma te wreken. Om | |
[pagina 123]
| |
romans te schrijven is er alleen talent nodig, geen geest. Niet dat er in Caliste geen enz... En over Adèle de Sénanges: Het is niet veel bijzonders. Wat de kern betreft een beetje als de Lettres de Lausanne. Ik heb maar geglimlacht en die laatste nijdige uithaal toegejuicht. Wat het talent en de geest aangaat, heb ik gezegd dat ik die soort onderscheidingen niet goed begreep. [...] We zullen er nog dikwijs plezier aan beleven als we hier samen aan haar terugdenken. Ik zou willen dat je haar al had ontmoet. |
|