Aan Benjamin Constant, 11 september 1794
Ik ben van oordeel dat een man met geest gebruik moet maken van alles, van overdreven lof, van domme kritieken, in één woord, van alles. Je dames hebben zich zwaar vergist, maar wie heeft ze daartoe gebracht? Wat heeft ze doen zeggen dat jij alleen maar schitteren wilde? Zijn het niet die schitterende zinnen die beweringen die meer gedurfd dan juist zijn, die dubbele ironieën die ze niet kunnen onderscheiden van wat je werkelijk denkt? Zij geloven dat je alleen maar praat om al die opmerkingen te kunnen plaatsen, en ze merken niet dat het een spel is waarmee je je amuseert, (net zoals je dateert met fructidor) en dat het een half speelse, half ernstige manier is om je tegenstanders te bestrijden... Op het ogenblik vraag ik je dit alles te waarderen. In de eerste plaats is het goed, omdat je je amuseert, ook omdat het je bewonderaars amuseert, verder omdat je daarmee op veel idioten indruk maakt en ten slotte omdat het de grootste praatjesmakers van hun stuk brengt. Maar het is nadelig, omdat het je misverstand en miskenning oplevert en omdat het argwaan wekt en degenen die er geen plezier in beleven verveelt, belet het hun te luisteren naar wat je werkelijk aan wijze en degelijke dingen zegt. Ik weet niet of dat genre uit de mode is, maar dat kan ik moeilijk geloven. Het is ermee als met het pathos; wie er de knack van heeft, maakt er gebruik van. En waarom niet? De strenge redenering leidt niet ver weg. Weinig dingen zijn aantoonbaar, en je zou haast alleen maar moeten bewijzen dat 2 + 2 = 4, als je de waarheid niet een beetje zou willen helpen, net zoals sommige spelers het geluk een handje helpen. Adieu. Het zou alleen maar van mij afhangen er blij over te zijn dat zo weinig mensen je begrijpen, maar ik ben niet ijdel meer en ik deel van harte mijn glorie met mevrouw Mauvillon. Wat Huberchen betreft, hij is een Duitser en begrijpt niet altijd