Aan Chambrier d'Oleyres, 25 augustus 1794
[...] De gravin (von Dönhoff) heeft ons, haar en mij, met zoveel aandrang en ook zo verdrietig geschreven, dat mej. l'Hardy niet geaarzeld heeft de winter bij haar te gaan doorbrengen. Daarentegen is Constant weer uit Duitsland teruggekeerd. Hij heeft emigranten gezien van het leger van Condé. Grote God, wat een lot! En wat een bitterheid! Toch is hun hoop nog niet vernietigd, en de grote plannen, de grote woorden leven nog altijd voort in de hoofden van degenen die zich groot wanen. Ook met de intriges is het nog niet afgelopen, het geroof van destijds gaat nog op de oude voet verder. Van de dappere soldaten werden 4 creutzers van de 15 afhandig gemaakt. De Heer de Condé zei tegen de Heer de Bourbon die tegenwerpingen maakte: ‘Denkt u erom dat ik uw chef en uw vader ben.’ Mevrouw de Balbi noemt officieren die nog nooit in het vuur zijn geweest, onder anderen een zekere Heer de la Ferronière, tegen wie men zich unaniem verzet. Dit alles geeft evenveel hartzeer als de Parijse wreedheden afschuw. Overal vind je redenen om te haten en te minachten. Wat zijn de paar uitzonderingen die je maken kunt kostbaar. [...]