Aan Chambrier d'Oleyres, 14 juni 1794
[...] Ik wil L'Inconsolable niet in het Frans laten drukken: het is te duur. Ik heb er maar één enkele tekst van, anders zou ik hem u graag willen sturen. Mijn eenvoud zou uw geest wat laten bekomen van Mme de Staël. Ik zend u haar Zulma. Ik was er zo weinig over te spreken, dat ik na de schrijfster eerst naar Normandië te hebben geantwoord, haar daarna heel openhartig mijn mening heb gezegd. Constant schrijft mij dat hij zijn twee oren wil laten afsnijden, als ze mij dat ooit echt vergeeft Ik voor mij geloof dat ze mijn kritiek al vergeten is. Haar genre, haar geest, haar stijl zijn die van de mode en die van haar meesters. Ze heeft ze bewonderd en is crop gaan lijken... Guibert, de Lally, de Narbonne en zelfs de Champcenetz, de lasteraar, de vijand van Mme de Staël, dat schrijft allemaal met een soort onnauwkeurigheid, durf en subtiliteit, en nu eens is het of ze raadseltjes willen opgeven, dan weer willen treffen en de aandacht trekken met nieuwe woorden en vreemde zinswendingen. Hebt u niet een bepaalde brief van de Narbonne gelezen aan de Hertog van Brunswijk, een brief waarvan de Hertog de stijl in zijn antwoord nogal goed nabootste? Het zijn m.i. bijzonder eigenaardige stukken. Ik zou wel eens willen meemaken dat Bossuet en Fénelon ze lazen, zonder nog iets te hebben gelezen van wat sedert hun tijd is verschenen. Ik geloof dat ze zich zouden afvragen of het dezelfde taal is als die zij schreven. Ik vergeef Mrne de Staël in alle oprechtheid dat zij van haar tijd is. Maar ik kan er mij niet bij aanpassen, net zo min als ik mij jonger kan maken dan ik ben. Ik verafschuw die aanstellerij. [...]
Ik heb haar ontmoet en ze spreekt zo goed, zo voortreffelijk, dat ik hoopte haar te kunnen bewonderen in alles wat ze voortaan schrijven zou. Ik kan het niet en dat is dubbel jammer, want ik ben er nu voorgoed door teleurgesteld, helemaal los van het feit dat het belachelijk kan lijken dat ik haar mijn bewondering onthoud. Me dunkt dat als ik haar bij me had, ik haar zich zou laten schamen over die onechte geest, die valse warmte. Maar hier vlei ik mij te veel: met welk recht zou ik haar de les lezen over haar smaak en haar gewoonte. Laten we haar zich maar la-