Rebels en beminnelijk
(1978)–Belle van Zuylen– Auteursrechtelijk beschermdBrieven van Belle van Zuylen-madame de Charrière (1740-1805) aan Constant d'Hermenches, James Boswell, Benjamin Constant en anderen 1760-1805
[pagina 107]
| |
Aan Benjamin Constant, 8 april 1794Op deze 8ste april, na twee koppen thee en terwijl er ginds gespeeld wordt... Moniteurs en Gazettes zijn tegelijk gekomen en we hebben gelezen over het grote komplot dat al 5 jaar duurt en tot in het oneindige gevarieerd wordt, en we hebben de gebeurtenissen gelezen. Dat Danton en zijn gezelschap grote schurken zijn kost mij geen moeite om te geloven, maar... Ik heb gisteravond de twee kleine deeltjes van Dumouriez gelezen en alleen een paar militaire details overgeslagen. Ik heb die lectuur erg boeiend gevonden. Als er niet zo werd opgeschept met eerlijkheid en zuiverheid, dan zou ik er nog meer in geloven. Het einde, dat gericht is tot de uitgewekenen, is volkomen redelijk en wordt met een eenvoud en een directheid gezegd die mij bevallen. Hij prijst Weiss op een manier die mij laat veronderstellen dat hij het bij hem schreef. Er moeten bijzondere redenen zijn om het antwoordaan de jakobijnen: ‘Ik heb in mijn hart honderdduizend republikeinse gevoelens, en jullie hebben er maar duizend,’ zo mooi te vinden. Zo, dat was een heleboel over Dumouriez voor iemand die je zoveel andere dingen te zeggen heeft. Maar is het mogelijk dat ik zoveel dingen gelezen, gedacht en gedaan heb, en dat het nog pas dinsdag is, en dat je vertrek, waarmee ik dit nieuwe tijdperk dateer, niet langer geleden is dan vrijdagnamiddag? Ja, het was vrijdagmiddag na het diner, toen mij die sleutel en die open brief werden gebracht. Ik maakte mij helemaal niet boos, ik was integendeel dankbaar voor je bedoeling, maar ik bleef stom van verbazing en volkomen stil, behalve dan mijn handen, want Muson die bij me was en die een hele tijd lang niet durfde musonneren, zei me 's avonds dat ik veel te snel zat te borduren. Daarna musonneerde ze een beetje over jou, en de tekst was mij zo lief, dat ik erg toegevend was voor het meer dan half-domme commentaar. Het doet mij nogal plezier te zien dat niemand mij goed genoeg over jou kan spreken. Het zijn niet alleen de Musons die daar niet in slagen; degenen die het hebben geprobeerd, hebben ongeveer even weinig succes gehad... Ik herlas je brief heel wat keren en de wel zeer over- | |
[pagina 108]
| |
bodige zin ‘Houd van mij’ werd toch met genoegen opgemerkt: ik telde hoeveel maal hij terugkwam; en het werd allemaal op dezelfde manier gewaardeerd. Op één punt had je je over mij vergist: ‘De avond van gisteren heeft je geen goed gedaan,’ zei je, ‘die van vandaag zal je nog minder goed doen’ (zo luidt ongeveer je zin); die avond van gisteren had mij zo weinig kwaad gedaan, ik beschouwde die zó weinig als minder aangenaam, dat ik er veel voor over gehad zou hebben om er nog zo een mee te maken, of meer dan een, en met verrassing was het mij opgevallen dat ik ondanks een zeer hevige hoofdpijn erg gelukkig was. Heel de rest van mijn leven zal ik mij die avond herinneren als een aaneenschakeling van kostbare uren. Jij nonchalant gezeten, ik liggend, het maanlicht vallend over het andere einde van mijn lange bed, de zachte en trage conversatie, ik zie en hoor dit alles nog. Die laatste dagen en vooral die avond, was ik getroffen door je eerlijk, oprecht en onpartijdig oordeel, dat geen enkel licht verwaarloosde dat men zou kunnen laten schijnen op die onderwerpen, waarover je de gewoonte schijnt te hebben met een tikje hartstocht en een tikje vooringenomenheid te oordelen. Ik heb je wel eens verweten oude indrukken niet te herzien om ze te corrigeren, maar dat is helemaal niet zo; het blijkt dat je de mensen en de dingen opnieuw onderzoekt en waardeert met een wonderbaarlijk geduld. Het proces van de Brissotins, dat van de koning, het gedrag van R. (Robespierre) op 10 augustus, de inhoud en de geest en de intentie van zijn toespraken sindsdien bij de Conventie en de Jakobijnen, je weet het allemaal, en je wilt ze niet sparen en begunstigen. Ik heb je moraal even streng gevonden als je verstand helder. Dat ik mijn bewondering vaak niet uitdrukte, was, geloof ik, om je niet te onderbreken en omdat het gesprek te goed liep om het ook maar enigszins af te leiden, zelfs op die prettige manier. Mij een avond ontnemen als die waarop jij dacht mij pijn te doen, was dus naar mijn mening mij geen goed doen, maar je bedoeling was vriendelijk, ofschoon ik je zeer mis, keur ik je vertrek goed zonder iets aan te kunnen merken op een van de omstandigheden. Twee maanden! Je hebt je voorgenomen binnen twee maan- | |
[pagina 109]
| |
den terug te komen. Ik hoop dat het van jezelf zal afhangen, in dat geval zal het gebeuren: want jij voelt je evenmin goed op je plaats ver van mij, als ik me goed voel zonder jou. Ik vind wel dat in theorie en in de ogen van anderen de dingen niet gelijk moeten zijn en dat... Maar waartoe dienen de nog meer droevige dan bescheiden overpeinzingen waarin ik ons zou gaan storten! Kom terug! Niemand houdt zoveel van je, begrijpt je zo goed, waardeert en prijst je zo hoog en zo juist als ik, en als ik zolang voor jou sterf als dit van nature zou moeten, dan mag je andere gewoonten aannemen en is het onnodig dat van te voren te doen. Ik hoor de torenklok negen uur slaan; aanstonds gaat de bel voor het avondeten. Goedenavond dus. Morgen ga ik verder... Zondag hadden we bezoek van de heer Georges Chaillet en zijn vrouw die charmant en voortreffelijk waren. Je zou erg ingenomen met hen zijn geweest... De citoyen en de citoyenneGa naar eind54. gaan overmorgen naar Diesse om te trouwen. Nu echt adieu. Goedenavond, Constantinus. Vrijdag tussen 2 en 3 uur: Pierrot was eergisteren hier. Ik vond hem nogal flink. Hij gaat ten slotte naar Italië met de heer de Virgile, waarvan hij mij zei: het is een Fransman als u wilt. Men zegt dat hij erg Frans is. Ik heb Pierrot een beetje geïnstrueerd, hem aangespoord niet de democraat, noch de aristocraat uit te hangen, want met onvoorzichtigheden en naäperijen raak je ten slotte op een dwaalspoor of je verlaagt jezelf. Hij heeft mij beloofd heel verstandig te zijn. We waren het er over eens dat het valse redeneren niet alleen nergens toe leidt, maar een doodlopende, hobbelige, vermoeiende en uiterst vervelende weg is. Onze discussie heeft ons goed gedaan in zoverre die er mij toe gebracht heeft een duidelijker taal met hem te spreken. Hij is zijn kilheid kwijtgeraakt en hield zijn hart vast voor Legualès, toen ik hem vertelde dat hij naar het leger van Condé terugkeerde. Het moet er dus wel vreselijk slecht zijn. [...] Hier is je brief. M. DuPeyroux die binnenkwam toen ik hem aan 't lezen was, heeft me net verlaten. De tranen sprongen in mijn ogen bij het lezen van heel je eerste bladzijde en nog de | |
[pagina 110]
| |
helft van de tweede. Daarna heb ik hardop gelachen bij het ‘in een draagstoel stappend en dravend als een jonge rat...’ Weet je dat ik heel vaak sinds je vertrek gewenst en zelfs een beetje (een béétje) gehoopt heb dat je op je stappen terug zou keren, maar ik ben nooit echt boos geweest dat je vertrokken bent. Jouw beweeglijkheid zou met blijven niet in overeenstemming zijn geweest als je gebleven was; ik heb liever dat ze zich tegen het weggaan richt; trouwens afgezien van de mensen die kwaad gedacht zouden hebben over dat blijven, zou je nooit hebben geweten hoe je er zelf over moest denken. Eens zou Br. (Brunswijk) af en toe voor je verbeelding, misleid door de afstand en de verbeelding zelf, zijn opgerezen met een charme die het niet bezit. Op Paaszondag 20 april als jij, wanneer alles goed gegaan is, in Göttingen bent: Men motiveert de te verwachten veroordeling van Chaumette met zijn zorg om het atheïsme te preken en ingang te doen vinden! Ze worden op de oude manier weer godsdienstvervolgers. Eergisteren bleek mej. l'Hardy belangstelling te hebben voor wat de Monarchie Prussienne schrijft over de ‘Verlichten’; meneer de Charrière was erbij en ik verzocht hem het ons voor te lezen. Weet je dat ik er belangrijke redenen in vond om mij over de Revolutie te troosten? Wat voor verschil maakt het of we getiranniseerd worden door de ambitie en de intriges van de Ja(kobijnen) of de Je(zuïeten)? [...] Op het ogenblik is iedereen naar de kerk. Ik zou er ook willen zijn om te weten welke indruk het op mij zou maken, of ik een beetje onder de invloed zou komen van dat samenzijn van mensen die allemaal, voor een paar ogenblikken tenminste, een ander voorwerp voor hun aandacht hebben dan het laaghartig belang of andere smerige hartstochten; ofwel of de verveling van de preek, de liturgie, enz., enz., alles zou zijn wat ik voel... Terwijl dit opdroogt ga ik de Moniteurs lezen. Ik ben klaar met lezen; er staat niets nieuws in... Ik kom evenmin aan Brusquet als jij. Brusquet doet me niets, Gourmé ook niet, net zo min als degenen voor wie ze schrijven. Robespierre tutoyeerde in zijn woede Dufourny. Het kan hun | |
[pagina 111]
| |
niets schelen of ze elkaar tutoyeren of niet, of ze vaderlandslievend zijn of niet. Heersen en alles doodmaken wat ze zou beletten te heersen, dat is het enige wat ze bezighoudt. En wat doet het ertoe? Als zij niet openlijk tiranniseerden, zouden de anderen het wel in het geheim doen. De Ja(kobijnen), de Je(zuïeten), de aqua tofana of de guillotine, het komt allemaal op hetzelfde neer. Ik zei laatst tegen ...genGa naar eind55.: ‘Als degenen die vandaag onthoofden, morgen geguillotineerd worden, zullen ze zeggen dat het net goed is; zij zullen op hun beurt verraders zijn geweest en ik zie dat iedereen zo slim is zijn mening af te stemmen op de gebeurtenissen.’ Hij glimlachte, stotterde wat, en zei: ‘Zo is het niet helemaal, maar ze leggen de gebeurtenissen uit overeenkomstig hun opvattingen en aangezien men hoopt en gelooft dat alles gericht is op een betere maatschappelijke orde, ziet men alles wat er gebeurt als een stap op de weg naar het goede of als iets goeds.’ - ‘Ja,’ zei ik, ‘op die manier noem je schuldig wat gestraft wordt. Ik voor mij zie geen onschuldigen onder hen. Maar het is in de verste verte geen hoop als de uwe die mij tot die manier van oordelen brengt...’ Had je me niet gezegd dat na jouw vertrek niets mij zou beletten van die man te gaan houden? Welnu, ik weet niet hoe het komt dat ik hem helemaal niet meer kan verdragen. Als datverandert, zal ik het je zeggen. Man en vrouw zijn mij op het ogenblik werkelijk onuitstaanbaar. [...] Het is mooi weer vandaag; ik denk dat je je mooi hebt gemaakt en dat je, gevolgd door Favori, door de straten van Göttingen loopt, links en rechts gegroet door hen die naar wetenschap dorsten en gevleid door degenen die haar onderwijzen. De jonge Anacharses eren je en de oude Plato's zijn over je verbluft.. . Heb je CharlotteGa naar eind56. al gezien?... Wat vertel je? Ik zou best zin hebben vanavond laat nog iemand naar Neuchâtel te sturen orn een brief van je te krijgen, als er een is. ...gen stuurde gisteren de Moniteurs en de Gazettes. Het was eerlijk gezegd nogal laat en het was mogelijk dat hij ze gelezen had, anders zou ik denken dat hij boos is omdat niemand van ons gehaast blijkt om ze in Colombier te krijgen. Mej. Moula deed wat dat | |
[pagina 112]
| |
betreft precies wat er gedaan moest worden en meer niet, ze vergezelde mevrouw naar het dorp. Helemaal geen gemusonneer... Onafhankelijk van mijn koelheid jegens de vertalers, de vertalingen, de Franse en Duitse lezers, enz. geloof ik dat er in Frankrijk al niemand meer denkt aan de Parfaite EgalitéGa naar eind57., ik betwijfel of het gespeeld wordt en voor het andere stuk bekend is, zal de perfecte tirannie of de perfecte anarchie wel in Frankrijk heersen. Er valt niets meer te zeggen tegen deze mensen, die als enig interessant theater nog het schavot hebben. Daarvan zijn ze eerst auteur en dan acteur. Zouden we ze kunnen vermaken, of moeten we proberen hun toeschouwers weg te halen? Neen laten we dit maar laten rusten. Op het ogenblik is de politieke wereld alles, de literaire wereld niets. Zelfs Voltaire en Rousseau zouden zich niet meer verstaanbaar kunnen maken tussen al het lawaai dat zij hebben ontketend. De volgende dag Je ziet dat ik achteraf toch een aardige vrouw ben, want het gaat me niet zozeer om de vertalingen, ik heb lak aan dat alles, als jij ver van hier bent... Ik gun ze werkelijk alle goeds, maar zonder de minste genegenheid voor hun persoon.Ga naar eind58. Ik heb waardering voor de man in zijn hoedanigheid van minnaar-echtgenoot. Zijn vaderschap dat vooruitgelopen is, zodat hij vader was eer hij stiefvader werd van die twee kleine meisjes, lijkt mij mooi en aandoenlijk... Je vraagt mejeheel dikwijls te schrijven. Ja, vast, ik zal je heel vaak schrijven. Zou ik anders kunnen? Adieu. Ik geef je een zoen op je voorhoofd, ik druk je hand, ik hou van je. |
|