Rebels en beminnelijk
(1978)–Belle van Zuylen– Auteursrechtelijk beschermdBrieven van Belle van Zuylen-madame de Charrière (1740-1805) aan Constant d'Hermenches, James Boswell, Benjamin Constant en anderen 1760-1805
Aan Benjamin Constant, 28 september 1793[...] Je zegt mij verdrietige, juiste, aardige dingen over de dochters Achard. Maar is het werkelijk zoals jij het je inbeeldt? Zal Ninette zo verrast zijn als je veronderstelt? Heeft ze al niet te lijden gehad? Haar moeder vertelde me dat er geen dag voorbijging dat ze niet meer dan eens huilde. Ze is niet erg gezond. Ik heb geen enkele keer haar hoesten unnoticed gelaten, want ze deed mij telkens huiveren, en minder voor haar dan voor haar moeder die, dat kan ik je verzekeren, het nog beter hoorde dan ik. M. van Haaren begint een gedicht met | |
[pagina 105]
| |
Gelukkig perk van drie tot seeven jaaren! Ik geloof inderdaad dat het perk, de gelukkige ruimte, niet langer is en dan word je soms nog geslagen en gestraft vóór je zeven bent. Geloof me, iedere leeftijd heeft zijn verdriet en professor ManyGa naar eind53., aangezet om over zich zelf te praten, vertelde ons een paar dagen voor haar vertrek, dat ze door nadenken en welbewust van heel vrolijk en naïef ernstig en terughoudend was geworden, omdat de manier waarop ze amuseerde haar niet meer beviel en dat haar eigenwaarde erdoor gekwetst werd. Ze zei mij dat ik de eerste was geweest die haar had geprezen op een manier waardoor ze zich gevleid voelde en die haar een zekere moed had gegeven, die ze steeds nodig had om gelukkig te zijn. Zou je dat allemaal geraden hebben, Heer Benjamin? [...] |
|