Aan Chambrier d'Oleyres, 16 november 1790
Er doen heel wat schandalige verhaaltjes de ronde over de vluchtelingen in onze omgeving, sommige leuk, andere heel verdrietig... Men moet al die nietsnutten hun dwaasheden maar vergeven. Ik beperk mij maar alleen tot die emigranten die ik werkelijk heb opgenomen. [...] Er wordt nogal wat gespeeld in uw goede stad, en dat met Fransen die moeilijk kunnen betalen, zoals dat graafje, zoon van een hertog, en een ander edelmannetje, zoon van een postbeheerder. [...] Colombier heeft ook zijn anekdoten. Een heel knappe abbé die geen jaloezie wekt bij een echtgenoot, - ik geloof omdat hij wel graag zou zien dat zijn vrouw dwaasheden beging, om zo van haar af te komen - geeft veel verdriet aan een schoonvader en veel stof tot geroddel bij het publiek. Ik houd me nog stiller dan ooit in mijn hol, waar ik eigenlijk alleen nog maar Mme de Trémauville ontvang, en die komt maar zelden.